
Een inwonende zoon krijgt geen vrijstelling erfbelasting, ook niet bij langdurig samenwonen met ouder. Het hof wijst zowel het beroep op een schuldig erfdeel als de mantelzorguitzondering af.
Een man woonde na het overlijden van zijn vader in 1995 samen met zijn moeder in de gezinswoning tot haar overlijden in 2019. De vader had bij testament over zijn nalatenschap beschikt en zijn echtgenote tot enig erfgenaam benoemd. De zoon en zijn broer hadden in de nalatenschap van hun vader een beroep gedaan op hun legitieme portie. Bij het overlijden van de moeder in 2019 werd aan de zoon een aanslag erfbelasting opgelegd. In zijn aangiften erfbelasting vermeldde de zoon dat zijn moeder een schuld aan hem en zijn broer had van € 294.615 (schuldig gebleven erfdeel) en deed hij een beroep op de partnervrijstelling omdat hij met zijn moeder had samengewoond. De inspecteur stelde de schuld vast op € 67.614 en weigerde de partnervrijstelling omdat de zoon bloedverwant in de rechte lijn is van zijn moeder.
Geen schuldig gebleven erfdeel uit vaders nalatenschap
Hof Den Haag oordeelt dat er geen sprake is van een vorderingsrecht uit de nalatenschap van de vader. Door het inroepen van de legitieme portie onder het oude erfrecht (vóór 1 januari 2003) kregen de zoon en zijn broer een goederenrechtelijke aanspraak op de nalatenschap, en niet een vorderingsrecht in geld zoals onder het huidige erfrecht. De zoon heeft tijdens het leven van zijn moeder deze goederenrechtelijke aanspraak niet uitgeoefend. Ten tijde van het overlijden van de moeder in 2019 was deze aanspraak uitgewerkt op grond van artikel 128 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek. Het hof overweegt dat de aanslag bij de uitspraak op bezwaar (naar € 9.258) eerder te laag dan te hoog is vastgesteld.
Geen recht op partnervrijstelling
De zoon komt volgens het hof niet in aanmerking voor de partnervrijstelling omdat hij bloedverwant in de rechte lijn is van zijn moeder. De uitzondering voor bloedverwanten waarvan één van hen een mantelzorgcompliment ontving, kan niet meer worden toegepast sinds de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) per 1 januari 2015 is vervallen. De stelling van de zoon dat aan de voorwaarden voor een mantelzorgcompliment zou zijn voldaan als de Wmo nog had gegolden, wordt verworpen. Ook het feit dat artikel 1a, lid 4 SW 1956 pas per 1 januari 2021 formeel is vervallen, maakt niet dat die bepaling nog toepassing kan vinden. Verder is het beroep op gelijke behandeling met geadopteerde kinderen ongegrond, omdat ook een geadopteerd kind volgens artikel 1:229 jo. 1:3, lid 1 BW bloedverwant in rechte lijn is.
Wet: art. 128 Overgangswet nieuw BW; art. 4:63 BW; art. 1a en art. 32 SW 1956
Bron: gerechtshof Den Haag 21 januari 2025 (gepubliceerd 20 mei 2025), ECLI:NL:GHDHA:2025:956, BK-23/728
Verdiepingscursus erven en schenken
In deze verdiepingscursus leer je van de specialisten van ScholsBurgerhartSchols alles over de kansen en bedreigingen bij het adviseren over schenken en erven. Vele onderwerpen en vragen zullen de revue passeren. Je ontvangt veel praktische tips en tricks zodat je voor jouw cliënten direct aan de slag kunt.
Geef een reactie