Inkomstenbelasting / eigen woning Tussen partijen is in geschil in hoeverre de onroerende zaken van belanghebbende kunnen worden aangemerkt als eigen woning. Naar het oordeel van de rechtbank is 50% daarvan niet als zodanig aan te merken nu deze in zoverre in eigendom zijn bij de voormalige echtgenote van belanghebbende. De onroerende zaken zijn in het onderhavige jaar onverdeeld gebleven. Van de overige 50% van de onroerende zaken is het gedeelte dat wordt bewoond door de zoon van belanghebbende en zijn gezin (het deel van de zoon) als zelfstandig en dus niet als eigen woning van belanghebbende aan te merken. Er is niet sprake van één woning nu het deel van de zoon beschikt over een eigen toilet, badkamer en keuken en beschikt over een eigen (afsluitbare) voordeur. Er is geen sprake van een aanhorigheid nu niet aannemelijk is dat het deel van de zoon behoort bij het gedeelte van de onroerende zaken dat bij belanghebbende zelf in gebruik is en daaraan dienstbaar is. Ook dat een gezamenlijke huishouding werd gevoerd is niet aannemelijk gemaakt, nu sprake is van een huursituatie tussen belanghebbende en zijn zoon, zodat het beroep ongegrond is verklaard.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BX9256





Geef een reactie