Een automobilist met gehandicaptenparkeerkaart betaalt alsnog naheffing omdat de kaart niet achter de voorruit zichtbaar was.
Een man parkeert op 10 april 2021 zijn Volkswagen Up in Groningen zonder betaald parkeerbewijs en zonder gehandicaptenparkeerkaart achter de voorruit. De heffingsambtenaar legt een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 67,70 op. De man beroept zich op zijn Europese gehandicaptenparkeerkaart en op een eerdere zaak waarin een naheffing werd vernietigd. Hij stelt dat uit het scantest bewijsmateriaal niet blijkt dat de kaart ontbrak. De rechtbank beoordeelt of de aanslag terecht en volledig is opgelegd en of het vertrouwensbeginsel geldt.
Feiten en zichtbaarheid kaart
Op de parkeerlocatie geldt een vrijstelling voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart zolang kaart en parkeerschijf duidelijk zichtbaar achter de voorruit zijn aangebracht. Tijdens controle ontbreekt elk spoor van kaart en schijf, zowel op foto’s van de scanauto als in de waarneming van de parkeercontroleur. Omdat niet is voldaan aan de zichtbaarheidsvoorschriften, is de naheffing van € 67,70 terecht opgelegd.
Vertrouwensbeginsel niet van toepassing
De man beroept zich op een eerdere vernietigde naheffing en stelt dat de ambtenaar daardoor had moeten weten dat hij vrijstelling had. Voor een beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat toezeggingen, gedragingen of concrete uitlatingen overtuigend onderbouwen hoe de ambtenaar bevoegdheden zou uitoefenen. Die onderbouwing ontbreekt hier. De ambtenaar verklaart dat bij twijfel aanslagen worden geschorst, maar van twijfel was nu geen sprake. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt en het beroep wordt ongegrond verklaard.
Wet: art. 8a Verordening heffing en invordering parkeerbelastingen 2021 (inmiddels vervallen)





Geef een reactie