
Dividenden van eigen bv via buitenlandse tussenpersonen blijven belast als aanmerkelijk belang bij de werkelijke economisch gerechtigde.
Een man was bestuurder van zijn eigen bv. In 2008 en 2010 keerde deze bv dividenden uit van respectievelijk € 350.000 en € 450.000. Deze dividenden werden niet rechtstreeks aan de man uitgekeerd, maar via een complexe buitenlandse structuur met diverse rechtspersonen in het Verenigd Koninkrijk, de Seychellen, Panama en Dubai. De bedragen kwamen uiteindelijk als zogenaamde ‘gift’ op de Nederlandse privérekening van de man terecht. De inspecteur legde navorderingsaanslagen op omdat hij de dividenden als inkomen uit aanmerkelijk belang wilde belasten. Het geschil betrof de vraag of de verlengde navorderingstermijn gold voor 2010 en of de man daadwerkelijk aanmerkelijk belang had in de bv.
Economische gerechtigdheid doorberekend
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de man ondanks de buitenlandse structuur nog steeds feitelijk economisch gerechtigd was tot de aandelen in zijn bv. Het hof baseert dit oordeel op verschillende documenten waarin de man als ‘beneficial owner’ en ‘ultimate beneficial owner’ staat vermeld, de bankafschriften en zijn eigen verklaringen tijdens het FIOD-onderzoek. De buitenlandse rechtspersonen waren volgens het hof niet meer dan tussenpersonen. Daarom heeft de man nog steeds een aanmerkelijk belang en moeten de bruto dividenduitkeringen van € 350.000 (2008) en € 450.000 (2010) terecht als inkomen uit aanmerkelijk belang worden belast.
Verlengde navorderingstermijn van toepassing
Het hof oordeelt dat de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, lid 4 AWR ook voor 2010 van toepassing is. Door de uit Nederland stammende dividenduitkering via opeenvolgende buitenlandse bankrekeningen te laten lopen en deze vervolgens als ‘gift’ op de Nederlandse privérekening te storten, werd de oorsprong van de storting buiten het zicht van de Nederlandse fiscus gehouden. De gemaakte kosten van respectievelijk € 2.185 (2008) en € 1.000 (2010) komen niet in aftrek omdat deze samenhangen met de geconstrueerde buitenlandstructuur en niet rechtstreeks verbonden zijn aan de aandelen.
Wet: art. 4.6 Wet IB 2001, art. 4.15 Wet IB 2001 en art. 16, lid 4 AWR
Geef een reactie