Belanghebbende heeft eind 2009 vorderingen op zijn broer (hierna: de broer) ter hoogte van in totaal € 500.619. De broer heeft deze gelden gebruikt voor [F] B.V., waarin hij 75% van de aandelen hield. [F] B.V. is eind 2008 failliet gegaan. Belanghebbende drijft sinds 1 mei 2004 een onderneming in de vorm van een tandartspraktijk (hierna: de tandartspraktijk).
Het Hof oordeelt dat belanghebben…
Meer informatie: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2017:1065
Geef een reactie