Rechtbank niet eens met standpunt van eiser dat het percentage van 4 denkbeeldige inkomsten creëert. Uit de tekst van artikel 5.2, eerste lid, eerste volzin, van de Wet IB 2001 (“Het voordeel uit sparen en beleggen wordt gesteld op 4% (forfaitair rendement) van de grondslag sparen en beleggen.”) blijkt dat de wetgever daadwerkelijk een forfaitair rendement voor ogen heeft gehad, onafhankelijk v…
Meer informatie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2015:1985
Geef een reactie