Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 30 november 2012 (n.a.v. antwoorden op prejudiciële vragen door HvJ EG van 16 februari 2012) moet worden beoordeeld of belanghebbende, met hetgeen hij heeft overgelegd, aannemelijk heeft gemaakt dat de werkelijke uitgaven voor het privégebruik van de auto lager zijn dan de heffingsmaatstaf die op grond van artikel 15 van de Uitvoeringsbeschikking is …
Meer informatie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:6662
Geef een reactie