Met een tot belanghebbendes bedrijfsvoorraad behorend motorrijtuig is gebruik gemaakt van de openbare weg. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 1, lid 2, van de Wet MRB (de handelaarsregeling). Naar de letter van artikel 69 van de Wet MRB heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Het Hof is echter van oordeel dat de heffing op grond van artikel 69 van de Wet MRB dient te worden aangemerkt als een bestraffing voor het niet voldoen aan de krachtens artikel 1, lid 2, van de Wet MRB gestelde voorwaarden voor motorrijtuigen in bedrijfsvoorraad; deze heffing moet worden aangemerkt als een ‘criminal charge’ in de zin van artikel 6 van het EVRM. Het Hof acht een heffing met het karakter van een boete van € 350 passend en geboden; het Hof vermindert de naheffingsaanslag. Het Hof vernietigt vervolgens de boete, omdat de heffing reeds het karakter heeft van een boete en belanghebbende anders dubbel zou worden beboet. Bovendien kan belanghebbende niet worden verweten belasting welke op aangifte had moeten worden voldaan niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn te hebben betaald. Dit geldt temeer nu gesteld noch gebleken is dat de belasting ter zake van het handelaarskenteken niet is (aangegeven en) voldaan.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BZ2784
Geef een reactie