Wie geen aangifte erfbelasting doet na uitnodiging én aanmaning, krijgt te maken met omkering en verzwaring van de bewijslast. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur mag uitgaan van concrete gegevens uit een strafrechtelijk onderzoek voor het bepalen van de hoogte van de aanslag.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant buigt zich over het geschil tussen een erfgenaam en de inspecteur. De vader is overleden en heeft bij Amerikaans testament zijn twee zoons tot erfgenamen benoemd. De erfgenaam is meerdere keren uitgenodigd en aangemaand om aangifte erfbelasting te doen, maar heeft dat nagelaten. De inspecteur legt daarom een ambtshalve aanslag van € 90.824 op, gebaseerd op beschikbare gegevens waaronder een woning, goud en banktegoeden die bij een huiszoeking zijn aangetroffen. Gelijktijdig wordt ook een verzuimboete opgelegd van € 385. De erfgenaam stelt dat de nalatenschap te hoog is vastgesteld en dat het saldo moet worden verminderd.
Omkering en verzwaring van de bewijslast
Omdat de vereiste aangifte niet is gedaan na aanmaning, draait de bewijslast volledig om. De rechtbank past art. 27e AWR toe: de erfgenaam moet overtuigend aantonen dat de aanslag onjuist is. De inspecteur heeft de aanslag gebaseerd op de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek. Hoewel de erfgenaam bankafschriften overlegt, ontbreekt bewijs dat andere vermogensbestanddelen – zoals de goudvoorraad en contant geld – niet tot de nalatenschap behoren. De rechtbank oordeelt dat de Inspecteur terecht uitgaat van de geschatte omvang van de nalatenschap van €1.072.241 en houdt zowel de aanslag als de boete in stand.
Wet: art. 27e AWR
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-09-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:6060, 23/12261 | NDFR





Geef een reactie