De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd met een goedkeuring voor de verrekening van de ter zake van een afgezonderd particulier vermogen in het buitenland geheven belasting met verschuldigde inkomstenbelasting in verdragssituaties.
Het besluit gaat over de fiscale behandeling van afgezonderd particulier vermogen (APV) sinds 2010 via artikel 2.14a Wet IB 2001. Hierbij worden bezittingen, schulden, opbrengsten en uitgaven van het APV toegerekend aan de inbrenger of diens erfgenamen, behalve als het APV in het buitenland onder een winstbelasting voor ondernemingen valt.
Deze regeling kon leiden tot dubbele belasting, waarbij zowel Nederland als het vestigingsland belasting heft. Vaak voorkomen belastingverdragen uitsluitend juridische dubbele belasting, terwijl de praktische situatie rond APV’s voornamelijk tot economische dubbele belasting leidt. Daarom is in artikel 25b van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (Bvdb 2001) voorzien dat onder voorwaarden belasting betaald in het buitenland over het APV kan worden verrekend met de Nederlandse inkomstenbelasting.
In verdragssituaties bleek echter dat de Bvdb 2001-verrekening meestal niet mogelijk was als het belastingverdrag het inkomensbestanddeel al regelt, ook als het verdrag economische dubbele belasting niet voorkomt. Hierdoor blijft in veel gevallen dubbele belasting bestaan, ondanks de intentie van de wetgever dat ook economische dubbele belasting moet worden voorkomen.
Om deze onwenselijke situatie recht te zetten, stelt het besluit dat in verdragssituaties wél verrekening mogelijk is als economische dubbele belasting ontstaat na toepassing van het belastingverdrag. Dit wordt bereikt onder toepassing van de hardheidsclausule (artikel 63 AWR). Hierdoor kan bij economische dubbele belasting gerekend worden op belastingvermindering – de Nederlandse belasting wordt verminderd met de in het buitenland betaalde belasting, via een overeenkomstige toepassing van artikelen 25b en 25ba Bvdb 2001.
Het besluit treedt in werking met ingang 6 november 2025 en werk terug tot en met 3 oktober 2025.
Bron: Besluit van 30 oktober 2025, nr. 2025-27737, Ministerie van Financiën, Stcrt. 2025, 37686






Geef een reactie