Het Eindejaarsbesluit 2025 is gepubliceerd. De wijzigingen vloeien hoofdzakelijk voort uit het pakket Belastingplan 2026 en de Fiscale verzamelwet 2026.
Het Eindejaarsbesluit 2025 bevat wijzigingen in de volgende besluiten:
- Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (UBIB 2001);
- Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB 1965);
- Uitvoeringsbesluit minimumbelasting 2024 (UB MB 2024);
- Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 (UBSW 1956);
- Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (UBOB 1968);
- Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (UB MRB 1994);
- Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag (Ubbm);
- Uitvoeringsbesluit Algemene wet inzake rijksbelastingen 1964 (UB AWR 1964);
- Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (Bvdb 2001).
De wijzigingen zijn voornamelijk technisch van aard. Ook zijn de budgettaire consequenties nihil, behoudens de maatregel Uitbreiding stadsverwarmingsregeling in de energiebelasting (paragraaf 2.6).
Toelichting enkele wijzigingen
In 2.1 wordt de leegwaarderatio aangepast: als de met de leegwaarderatio berekende waarde van een verhuurde/verpachte woning minstens 10% hoger uitkomt dan de waarde in het economische verkeer in verhuurde/verpachte staat (WOZ‑peildatum), mag die lagere economische waarde worden gebruikt in box 3 én voor de Successiewet.
Onder 2.2 wordt in de loonbelasting geregeld dat bij deeltijdwerken het partner- en wezenpensioen in beginsel worden gebaseerd op het naar deeltijdfactor verlaagde pensioengevend loon, maar dat bij overstap naar deeltijd in de laatste tien jaar vóór de pensioendatum onder voorwaarden mag worden aangesloten bij het eerdere voltijdse pensioengevend loon (minimaal 50% dienstomvang resteert).
Paragraaf 2.3 werkt delegatiebepalingen van de Wet minimumbelasting 2024 uit in het Uitvoeringsbesluit minimumbelasting 2024, onder meer via nadere regels voor (geaggregeerde) passieve belastinglatenties, kruislingse verrekening van betrokken belastingen, de toerekening van gecorrigeerde mutaties in belastinglatenties en de behandeling van aankoopprijsaanpassingen in de kwalificerende financiële verslaggeving, zodat het besluit aansluit bij de OESO/IF‑richtsnoeren en de EU‑richtlijn minimumbelasting.
In 2.7 wordt het Uitvoeringsbesluit AWR 1964 aangepast voor de stroomlijning van het fiscaal inzagerecht: het besluit wijst gefaseerd per rijksbelasting aan op welke aanslagen en beschikkingen het inzagerecht van artikel 66a AWR betrekking heeft, legt de reikwijdte en hoofdstukindeling van het besluit vast en introduceert definities, zodat het inzagerecht via de digitale portalen stapsgewijs kan worden ingevoerd.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2026 met enkele uitzonderingen.
Bron: Besluit van 19 december 2025, Ministerie van Financiën, Stb. 2025, 451




Geef een reactie