
De rechtbank oordeelt dat de dga administratieve werkzaamheden voor zijn bv’s heeft verricht en daarom onder de gebruikelijkloonregeling valt. De aanslag inkomstenbelasting 2018 is terecht vastgesteld.
Een man is in 2018 100% aandeelhouder en bestuurder van twee bv’s die op zijn woonadres zijn gevestigd. Volgens de loonaangiften ontvangt hij in dat jaar € 13.031 aan loon van één van de bv’s, waarop loonheffing is ingehouden en afgedragen. Daarnaast ontvangt hij een uitkering van het UWV. In 2019 vindt een boekenonderzoek plaats bij beide bv’s, waaruit blijkt dat de man de administratie verzorgt, facturen maakt en betalingen verricht. De inspecteur legt een aanslag inkomstenbelasting 2018 op conform de aangifte. De man stelt dat hij geen werkzaamheden voor de bv heeft verricht en dat de geldopnamen slechts zakelijke uitgaven betroffen. De inspecteur stelt primair dat het gebruikelijk loon eigenlijk hoger had moeten zijn en subsidiair dat de man niet aannemelijk maakt dat hij geen of minder loon heeft genoten.
Gebruikelijkloonregeling van toepassing
Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de gebruikelijk-loonregeling van art. 12a Wet LB 1964 geldt voor een werknemer met een aanmerkelijk belang, zoals hier. Controlerapporten tonen aan dat de man administratieve werkzaamheden verricht voor beide bv’s (facturatie en betalingen). Hij brengt geen aannemelijk bewijs voor een lager gebruikelijk loon naar voren. De rechtbank concludeert dat een loon van ten minste €45.000 terecht is vastgesteld en wijst het beroep af.
Wet: art. 12a Wet op de loonbelasting 1964
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-05-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:3070, Bre 24/2008 | NDFR
Geef een reactie