
Een bestuurder ontvangt een onzakelijke huur en optie, wat de rechtbank ziet als een uitdeling.
Een man is aandeelhouder en bestuurder van zowel X BV als Y BV. Y BV verhuurt een kantoorpand aan X BV. In 2018 verkoopt Y BV het pand aan een onafhankelijke derde partij C voor € 500.000. C sluit vervolgens een huurovereenkomst met X BV voor € 82.956 per jaar, terwijl de getaxeerde markthuur slechts € 51.920 bedraagt. Tegelijkertijd verstrekt C aan de man persoonlijk een optie om het pand terug te kopen voor € 500.000 minus € 2.250 per verstreken maand. De inspecteur ziet in deze constructie een uitdeling van X BV aan de man en legt een navorderingsaanslag en vergrijpboete op. De man betwist dat sprake is van een uitdeling en vindt de vergrijpboete onterecht.
Optierecht compenseert te hoge huur
De rechtbank oordeelt dat sprake is van een uitdeling. De rechtbank stelt vast dat de huurprijs van € 82.956 aanzienlijk hoger ligt dan de getaxeerde markthuur van € 51.920. Hoewel de man stelt dat deze huurprijs voortkomt uit een eerdere zakelijke overeenkomst tussen X BV en Y BV, wijst de rechtbank dit af. De eerdere huurovereenkomst tussen X BV en Y BV was namelijk nooit schriftelijk vastgelegd, en de oorspronkelijke schriftelijke huurovereenkomst was tussen de man persoonlijk en X BV gesloten. Bovendien was de man als bestuurder van beide vennootschappen betrokken, waardoor niet van een zakelijke huurprijs kan worden gesproken.
Bewuste bevoordeling via constructie
De rechtbank ziet een duidelijk verband tussen de te hoge huurprijs en het verstrekte optierecht. Het optierecht – waarbij de terugkoopprijs maandelijks afneemt – compenseert grotendeels het verschil tussen de overeengekomen huur en de markthuur. X BV betaalt daardoor meer huur dan zakelijk is, maar het voordeel komt niet ten goede aan X BV maar aan de man persoonlijk via de optie. Hierdoor heeft een vermogensverschuiving plaatsgevonden van X BV naar de man. De rechtbank oordeelt dat beide partijen zich bewust waren van deze bevoordeling, mede gelet op de betrokkenheid van de man bij alle transacties. Het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang wordt daarom terecht verhoogd met € 118.500 (50% van de optiewaarde van € 237.000).
Wet: art. 2.17 Wet IB 2001 en art. 67e Awr
Bron: Rechtbank Den Haag, 21-03-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:5399, 23_5540 | NDFR
Geef een reactie