
De Kennisgroep deelnemingsvrijstelling heeft de vraag beantwoord of de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op een door de belastingplichtige ontvangen vergoeding. Die vergoeding heeft betrekking op de afkoop door vennootschap Y van een aanbiedingsplicht om aandelen aan de belastingplichtige aan te bieden bij een beoogde vervreemding van de aandelen.
Een belastingplichtige bezit een deel van de aandelen van vennootschap X. Op dit aandelenbelang is de deelnemingsvrijstelling van toepassing. Vennootschap Y houdt het overige deel van de aandelen. De aandeelhouder die zijn aandelenbelang wenst te vervreemden, is verplicht deze eerst aan te bieden aan zijn mede-aandeelhouder. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van HR 23 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2124, r.o. 2.4.2 is verondersteld dat geen sprake is van een opgesplitst belang. Op enig moment koopt Y de aanbiedingsplicht af zodat zij haar aandelenbelang aan een derde kan vervreemden. De belastingplichtige ontvangt hiervoor een vergoeding.
Vraag
Is de ontvangen vergoeding aan te merken als een voordeel uit hoofde van een deelneming waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing is?
Antwoord
Nee, de ontvangen vergoeding is niet aan te merken als een voordeel uit hoofde van een deelneming waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing is. De vergoeding houdt namelijk onvoldoende verband met de deelneming. De vergoeding vloeit voort uit het afkopen van de overeengekomen aanbiedingsplicht die betrekking heeft op het aandelenbelang dat juist niet in het bezit is of komt van de belastingplichtige.
Het belasten van de vergoeding komt evenmin in strijd met de ratio van de deelnemingsvrijstelling nu niet dezelfde winst tweemaal in een belasting naar de winst wordt betrokken.
Geef een reactie