De Kennisgroep inkomstenbelasting heeft vragen beantwoord over de behandeling van groene beleggingen en negatief rendement bij toepassing van de tegenbewijsregeling in box 3.
Daarbij is specifiek ingegaan op de vraag in hoeverre een negatief werkelijk rendement op groene beleggingen in aanmerking mag worden genomen als de waarde van deze beleggingen de vrijstelling overschrijdt.
Aanleiding
Belastingplichtige wil gebruikmaken van de tegenbewijsregeling in box 3, omdat het werkelijke rendement van bezittingen en schulden in een kalenderjaar lager is dan het op forfaitaire wijze berekende voordeel uit sparen en beleggen. Belastingplichtige bezit onder meer groene beleggingen (groene spaartegoeden en groene beleggingen). In enig jaar heeft belastingplichtige een negatief rendement gemaakt op deze groene beleggingen.
Vraag
Op welke wijze wordt bij toepassing van de tegenbewijsregeling box 3 een negatief rendement op groene beleggingen in aanmerking genomen?
Antwoord
Als de waarde van de groene beleggingen aan het begin van het kalenderjaar lager is dan het vrijgestelde bedrag aan groene beleggingen als bedoeld in artikel 5.13, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), dan behoren de groene beleggingen niet tot de bezittingen en kan een negatief werkelijk rendement daarop niet in aanmerking worden genomen bij de tegenbewijsregeling box 3.
Als de waarde van de groene beleggingen aan het begin van het kalenderjaar hoger is dan het vrijgestelde bedrag aan groene beleggingen als bedoeld in artikel 5.13, eerste lid, Wet IB 2001, dan behoren de groene beleggingen wel tot de bezittingen en kan een negatief werkelijk rendement daarop voor een deel in aanmerking worden genomen bij de tegenbewijsregeling box 3.





Geef een reactie