De Kennisgroep Pijler 2 heeft een vraag beantwoord over de berekening van het bedrag aan inkomen-inclusiebijheffing ingeval van een overdracht, binnen dezelfde groep, gedurende het verslagjaar, van een laagbelaste groepsentiteit door een in Nederland gevestigde moederentiteit aan een andere moederentiteit die gevestigd is in een andere staat.
Bij een dergelijke overdracht wordt in de berekening van de inkomen-inclusiebijheffing rekening gehouden met het feit dat ieder van de moederentiteiten slechts gedurende een gedeelte van het verslagjaar een belang houdt in de laagbelaste groepsentiteit.
Aan de Belastingdienst is de vraag gesteld hoe het bedrag aan inkomen-inclusiebijheffing, bedoeld in artikel 4.2 WMB 2024 (ook wel: income inclusion rule (IIR)), wordt berekend ingeval van een overdracht, binnen dezelfde groep, gedurende het verslagjaar, van een laagbelaste groepsentiteit door een in Nederland gevestigde moederentiteit aan een in een andere staat gevestigde moederentiteit (hierna: interne overdracht).
Vraag
Wordt het bedrag aan IIR, als bedoeld in artikel 4.2 WMB 2024, ingeval van een interne overdracht pro rata parte berekend, zodat bij iedere moederentiteit enkel het bedrag aan IIR in aanmerking wordt genomen dat ziet op het deel van het verslagjaar waarin zij een controlerend belang houdt in een laagbelaste groepsentiteit?
Antwoord
Ja. Ingeval van een interne overdracht wordt voor de toepassing van artikel 4.2 WMB 2024 het berekende bedrag aan IIR-bijheffing over het verslagjaar voor iedere laagbelaste groepsentiteit waarin de moederentiteit een onmiddellijk of middellijk belang heeft, pro rata parte berekend.
Bij deze pro rata parte-benadering wordt de IIR-bijheffing voor de toepassing van artikel 4.2 WMB 2024 berekend aan de hand van de nettowinst of het nettoverlies (zoals bedoeld in artikel 6.1 WMB 2024) van de laagbelaste groepsentiteit dat is genoten gedurende het deel van het verslagjaar waarin iedere moederentiteit het belang in de laagbelaste groepsentiteit houdt.






Geef een reactie