
De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst heeft de vraag beantwoord op welke wijze het werkelijke rendement van bezittingen en schulden van een kind dat gedurende het belastingjaar meerderjarig wordt, moet worden toegerekend aan de ouder(s) in het kader van de tegenbewijsregeling box 3.
Onder de Wet tegenbewijsregeling box 3 kan een belastingplichtige aannemelijk maken dat het werkelijke rendement van bezittingen en schulden in een kalenderjaar lager is dan het op forfaitaire wijze berekende voordeel uit sparen en beleggen. Over de fiscale uitwerking van de tegenbewijsregeling komen diverse vragen op, zoals de vraag hoe de toerekening aan ouder(s) moet plaatsvinden van het werkelijk rendement van bezittingen en schulden van een kind dat gedurende het belastingjaar meerderjarig wordt.
Vraag
Op welke wijze wordt het werkelijke rendement van bezittingen en schulden van een op de peildatum minderjarig kind dat in de loop van het kalenderjaar meerderjarig wordt, aan de ouder(s) toegerekend in het kader van de tegenwijsregeling in box 3?
Antwoord
Enkel het werkelijke rendement van de bezittingen en schulden van het minderjarige kind vanaf 1 januari tot en met de datum waarop het kind meerderjarig wordt, wordt toegerekend aan de ouder(s).
Geef een reactie