Bij het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met de fiscus is het voor de belastingplichtige belangrijk om alle informatie die relevant is voor de belastingheffing op tafel te leggen. Komt de fiscus pas na het sluiten van die overeenkomst erachter dat de belastingplichtige informatie heeft achtergehouden, dan hoeft de fiscus de gemaakte afspraken in die overeenkomst niet te honoreren.
Hof Amsterdam kwam tot dit oordeel in een zaak waarbij een bestuurder van een bv akkoord ging met een voorstel van de inspecteur over de waarde van een aantal vervreemde aandelen. De bestuurder had in 1997 met de koper van de aandelen afgesproken dat een deel van de betalingen voor de aandelen zou worden gereserveerd op een afzonderlijke rekening voor eventuele nakomende verplichtingen (‘escrow’). Het was daarom ook lastig om de exacte waarde van de aandelen vast te stellen, dus hebben de inspecteur en de bestuurder een vaststellingsovereenkomst (vso) gesloten. De inspecteur nam een paar maanden later kennis van het bestaan van een participatieplan van de bv, dat van invloed was op de waarde van de aandelen en de hoogte van het vervreemdingsvoordeel. Volgens de inspecteur was er sprake van dwaling, dus was de vso ongeldig. Hij stelde dat als hij bekend was geweest met de inhoud van het participatieplan, de vso niet, althans niet in de vorm waarin deze tot stand was gekomen, zou hebben gesloten. Het hof vond dat het participatieplan inderdaad relevante informatie bevatte voor de waardebepaling die de inspecteur niet had mogen worden onthouden. Nu de vso niet alleen betrekking had op de vaststelling van de verkrijgingsprijs van de aandelen in 1997, maar ook de afspraak rond de fiscale afwikkeling in latere jaren omvatte, was de inspecteur niet meer gebonden aan de afspraken in de vso.
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 13 juni 2013 (gepubliceerd op 20 juni 2013), LJN: CA3918
Geef een reactie