• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
  • Skip to footer
  • Nieuwsbrief
  • Contact

Taxence

Taxence

  • Nieuws & achtergrond
    • Nieuws
    • Branchenieuws
    • Blogs
    • Tools & andere downloads
    • Verdieping
  • Thema’s
    • Adviseur
    • Arbeid & Loon
    • Auto
    • Belastingplan
    • Brexit
    • BTW & Overdrachtsbelasting
    • BV & DGA
    • Covid-19
    • Eenmanszaak of B.V.
    • Eindejaarstips
    • Estate planning
    • Financiële Planning
    • Formeel belastingrecht
    • Heffing lagere overheden
    • IB ondernemer
    • Internationaal & Europees recht
    • Vastgoed
    • Vpb & dividendbelasting
    • Winst uit onderneming
    • Woning
  • Carrière
    • Personalia
    • Vacatures
    • Vacature toevoegen
    • Partners
  • Agenda
  • Vakinformatie
    • NDFR
    • Fiscaal en meer
    • Taxvice
    • Tax talks
    • Toolkits
    • Vakblad Estate Planning
    • Specials

Standpunten Belastingdienst over lijfrenten

10 maart 2020 door Michel Halters Leave a Comment

Pensioenoverdracht buitenland

Op de site van de Belastingdienst is eind 2019 de vernieuwde uitgave van vragen en antwoorden over lijfrenten verschenen. De Belastingdienst geeft haar zienswijze hoe lijfrenteproducten tot uitvoering moeten komen.

Verwar niet de begrippen ingaan en bedingen van een lijfrente met elkaar. Een lijfrente moet ingaan uiterlijk vijf jaar na het jaar waarin de tot de lijfrente gerechtigde de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Voor het daadwerkelijk bedingen van de uitkeringen en het doen ingaan van de uitkeringen heeft de houder van de lijfrentepolis de tijd tot en met uiterlijk 31 december van het daaropvolgende jaar. Bij overlijden van de gerechtigde tot de bancaire lijfrente, hebben de erfgenamen meer tijd. Dan moeten de erfgenamen namelijk uiterlijk op 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar van overlijden van de gerechtigde een lijfrente hebben bedongen.

Gevolgen verhoging AOW-leeftijd voor einddatum overbruggingslijfrente

Tot 1 januari 2006 was het mogelijk om het lijfrentekapitaal te besteden aan een overbruggingslijfrente. Een dergelijke lijfrente was bedoeld als overbrugging, bijvoorbeeld voor de periode van een VUT-uitkering tot aan het moment van daadwerkelijke pensionering of het moment waarop gerechtigde tot de lijfrente de AOW-gerechtigde leeftijd bereikte. Op grond van overgangsrecht mag de gerechtigde het tot 1 januari 2006 opgebouwde lijfrentekapitaal blijven gebruiken voor een overbruggingslijfrente. De hoogte van de jaarlijkse uitkering is voor 2020 gemaximeerd op € 63.288.

Einde overbruggingslijfrente op 65-jarige leeftijd of AOW-gerechtigde leeftijd?

Volgens de destijds geldende wettekst eindigt de overbruggingslijfrente in het jaar waarin de gerechtigde 65 jaar wordt of waarin hij een pensioenuitkering ontvangt. 65 jaar was het jaar waarin men de AOW-gerechtigde leeftijd bereikte. Vanaf 2013 is de AOW-gerechtigde leeftijd niet langer de 65-jarige leeftijd. Welke leeftijd geldt nu op grond van het overgangsrecht als einddatum? 65 jaar of de AOW-gerechtigde leeftijd?

De Belastingdienst geeft in het antwoord op de vraag wanneer een overbruggingslijfrente moet eindigen aan dat er drie mogelijkheden zijn:

  • bereiken 65-jarige leeftijd
  • bereiken AOW-gerechtigde leeftijd of
  • het moment waarop een gerechtigde een pensioen gaat genieten.

Splitsing rechten op oude polissen

In de praktijk hebben verzekeraars vanaf 1 januari 2006 verzekerde rechten gesplitst. Een premievrij recht opgebouwd tot 1 januari 2006 en een nieuw premiebetalend recht vanaf 1 januari 2006. Het is mogelijk om voor het tot 1 januari 2006 opgebouwde recht gebruik te kunnen blijven maken van het overgangsrecht. Wel is belangrijk dat zowel het premievrije recht als het premiebetalende recht afzonderlijk op de polis zijn beschreven. Ook is van belang dat de verzekeraar administratief en rekenkundig beide lijfrenten administreert.

Verschil verzekerde en lijfrentebeleggingsrecht bij tijdelijke oudedagslijfrente

De looptijd van een tijdelijke oudedagslijfrente kent een minimumperiode van vijf jaar tussen de eerste termijn en de laatste termijn. Voor tijdelijke oudedagslijfrenteverzekering moeten de termijnen een minimumlooptijd hebben van vijf jaar. Bij uitkeringen achteraf (postnumerando termijnen) kan een verzekeringsmaatschappij door deze formulering volstaan met het uitkeren van vijf termijnen, waarvan de eerste vervalt een jaar na ingangsdatum van de lijfrente. Is sprake van een lijfrentebeleggingsrecht dan geldt dat de financiële instelling minimaal zes jaaruitkeringen moet doen. De wettekst heeft het over de periode tussen de eerste termijn en de laatste termijn ten minste vijf jaar moet zijn. Hierbij is het uitgangspunt dat de financiële instelling de uitkeringen direct laat ingaan. Als die instelling de eerste uitkering ook pas een jaar na ingangsdatum uitkeert, dan kan de financiële instelling volstaan met nog vier keer een jaartermijn uitkeren met tussenpozen van een jaar.

Afkoop kleine lijfrenten

Als een lijfrenteproduct in 2020 minder dan € 4.475 waard is, kan de gerechtigde er ook voor kiezen om de lijfrente af te kopen. Hij is dan geen revisierente verschuldigd. Wel moet hij belasting betalen in box 1 over de uitkering.

Verschil fictieve en werkelijke afkoop

Hiervoor is aan de orde gekomen dat de termijn om een lijfrente in te laten gaan uiterlijk 31 december is van het jaar volgend op het jaar van de overeengekomen datum van in leven zijn.polis. Bij overlijden van de gerechtigde is dat 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar van overlijden. Besluit de houder van de polis na die uiterste datum alsnog daadwerkelijk tot afkoop van een kleine lijfrente over te gaan, dan is hij wel revisierente verschuldigd. Besluit de houder van de lijfrente na de einddatum in de opbouwfase, maar voor het einde van de wettelijke termijn (31 december van het jaar volgend op de datum van in leven zijn die op  de polis staat), dan is geen revisierente verschuldigd.

Samentelbepaling

Voor de toets van het maximumbedrag voor de afkoop kleine lijfrenten geldt dat de waarden van lijfrenten bij dezelfde verzekeraar of financiële instelling samengeteld moeten worden. Deze samentelbepaling geldt alleen voor lijfrenten waarvan nog geen uitkeringen zijn gaan lopen. De samentelregeling geldt niet voor lijfrenten bij dezelfde instelling waarvan al ten minste één uitkering is gedaan. Dit biedt wellicht mogelijkheden voor het optimaliseren van de lijfrente-uitkeringen.

Afkoop kleine lijfrente en saldoregeling

Als een deel van de afkoopwaarde onbelast blijft vanwege niet in aftrek gebrachte premies, heeft dat geen invloed op het maximum van € 4.475. Het maakt dus niet uit of de waarde volledig is ontstaan door aftrekbare premies of niet aftrekbare premies. Alleen bij een waarde van € 4.475 of lager kan het lijfrenteproduct zonder revisierente worden afgekocht.

Toerekening van het tegoed van een bancaire lijfrente na overlijden

Bij een lijfrenteverzekering gaan de uitkeringen na overlijden over op met name genoemde gerechtigden bij overlijden, die op de polis staan. Bij een bancaire lijfrente is dat niet het geval. Als een houder van een bancair lijfrenteproduct komt te overlijden en hij heeft geen testament, dan gelden de regels van het wettelijk erfrecht. Heeft de gerechtigde een partner en kinderen? Dan komt de bancaire lijfrente van rechtswege in haar geheel toe aan de partner.

Met testament meer mogelijkheden

Met het maken van een testament kan de houder van een bancaire lijfrente afwijken van het wettelijk erfrecht. Zo kan hij bepalen dat de bancaire lijfrente toekomt aan één specifieke erfgenaam. Is er een testament en een huwelijksgemeenschap? Dan moeten de erfgenamen voor het bepalen van de nalatenschap eerst de huwelijksgemeenschap afhandelen. Daarbij kunnen de erfgenamen de bancaire lijfrente volledig aan de langstlevende partner toebedelen. Dan valt de bancaire lijfrente niet meer in de nalatenschap van de overleden partner. Stel dat de erfgenamen de bancaire lijfrente voor 80% toebedelen aan de overgebleven partner, dan valt 20% van die bancaire lijfrente in de nalatenschap. Dit is geen verboden handeling en er is dan ook geen revisierente verschuldigd.

Vaste en gelijkmatige uitkeringen bij variabele rente

Een bancaire lijfrente kan tijdens de uitkeringsfase nog oprenten tegen een variabele rente. Hoe moet de financiële instelling dan omgaan met de voorwaarden van vast en gelijkmatig? Gelet op de aard van het product kan een bancair lijfrentekapitaal oprenten tegen een variabele rente. Die rente mag de financiële instelling dan voor de periode waarvoor deze geldt vastleggen en dan kan de financiële instelling een nieuwe annuïteit bepalen. Dit geldt niet als de bedragen van de termijnen van meet af aan zijn vastgesteld.

Meer weten?

Kom dan naar de Masterclass zes pijlers oudedagsvoorziening ondernemer. Mr. dr. Gerard Staats besteedt ook aandacht aan de derde pijler, privévoorzieningen en lijfrenten.

Informatie en aanmelden

Meer informatie: Vragen en antwoorden over lijfrenten

Wet: art. 3.124 t/m 3.138 en art. 10a.1 en 10a.12 Wet IB 2001

Vorige artikel
Btw-belaste levering bouwterrein ondanks twee leveranciers
Volgende artikel
Woonplaats partner telt zwaar bij woonplaatsbepaling

Filed Under: Financiële planning, Nieuws, Verdieping

Reader Interactions

Recente berichten

Giftenaftrek vervalt door kwitantiefraude

Als een donateur een bedrag schenkt aan een stichting die valse giftenkwitanties afgeeft, is het lastig om na ontdekking van deze fraude de gift af te trekken. De kwitanties vormen dan immers geen geschikt bewijs.

Misdaad loont fiscaal niet

Sommige illegale handelingen leveren financiële voordelen op. Zodra zo’n financieel voordeel kwalificeert als inkomen of winst, is het in beginsel belast.

Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen gedeeltelijk in werking

De Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen is in het Staatsblad verschenen.

boerderij eenmanszaak

Hulpmiddel ‘Waarde going concern berekenen vanaf 2016’ geactualiseerd

Voor de berekening van de waarde going concern van een agrarisch bedrijf dat in 2021 door erfenis of schenking is verkregen is de rekenmodule ‘Waarde going concern berekenen vanaf 2016’ geactualiseerd.

Oudedagsreserve telt maar één keer voor ondernemingsvermogen

Motie over Bedrag ineens aangenomen

De Eerste Kamer heeft een motie aangenomen over het keuzerecht voor een bedrag ineens.

Geef een reactie Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Primary Sidebar

Zoeken

AGENDA

Masterclass Polislezen en fiscale behandeling lijfrenten, stamrechten en kapitaalverzekeringen

Specialisatieopleiding Vermogensstructurering

Masterclass actualiteiten vermogensstructurering

Masterclass Vermogen in box 1, 2, 3

Online cursus fiscaal agrarische actualiteiten

Recent nieuws

Samenwerking RB Sdu

Register Belastingadviseurs tekent samenwerking met Sdu

CO2-meting volgens Scandinavische methode is ook geldig

voorlopige aanslag 2021

Belastingdienst wil iedereen met FSV-registratie informeren

Giftenaftrek vervalt door kwitantiefraude

Hoe stimuleer je thuiswerken?

Meer berichten

Footer

  • Fiscaal nieuws
  • Agenda
  • Tools en andere downloads
  • Vacatures
  • Adverteren op Taxence
  • NDFR
  • Fiscaal en meer
  • Taxvice
  • Tax Talks
  • Sdu Covid-19
  • Contact
  • Linkedin
  • Twitter
  • Facebook
  • Aanmelden nieuwsbrief
  • Naar Sdu Webshop

Taxence is een uitgave van
Sdu
Maanweg 174
2516 AB Den Haag

Powered by Sdu

  • Disclaimer
  • Privacy Statement en Cookiebeleid
SDU

Het laatste nieuws van
Taxence in je mail?

Aanmelden

×