• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
  • Skip to footer
  • Nieuwsbrief
  • Contact

Taxence

Taxence

NTFR
  • Nieuws & achtergrond
    • Nieuws
    • Branchenieuws
    • Blogs
    • Verdieping
  • Thema’s
    • AI & Tax Technology
    • Arbeid & Loon
    • Belastingplan
    • BTW & Overdrachtsbelasting
    • BV & DGA
    • Duurzaamheid (ESG & CSRD)
    • Estate planning
    • Alle thema’s
  • Opleidingen
    • AI & Tax Tech
    • ESG & CSRD
    • Estate Planning
    • BTW
    • Vastgoed
    • Internationaal
    • Arbeid & Loon
    • Formeel
    • Familiebedrijven
    • VPB
    • Pensioen
  • Carrière
    • Personalia
    • Vacatures
    • Vacature toevoegen
    • Partners
  • Vakinformatie
    • NDFR
    • Addify
    • JES! Knowledge
    • Fiscaal en meer
    • Tax talks
    • Vakblad Estate Planning
    • Specials
  • Kennisbank

Wie is Ultimate Beneficial Owner (UBO)? UBO-definities per entiteit op een rij

17 april 2018 door Jelle Berghuis

Wie wordt er straks als uiteindelijk belanghebbende (UBO) aangemerkt voor juridische entiteiten in Nederland en kan een vermelding in het UBO-Register verwachten? Met het Ontwerp Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 dat op 6 april 2018 werd gepubliceerd, is er weer een stukje van de puzzel gelegd. Hieronder de huidige stand van zaken omtrent de UBO-definitie.

UBO bij BV en NV

De UBO’s van een BV, NV of vergelijkbare juridische entiteit kunnen in de eerste plaats natuurlijke personen zijn die aandelen, stemrechten of een eigendomsbelang houden in een vennootschap. Daarbij wordt een indicatief percentage van 25% gehanteerd: personen die meer dan 25% van de aandelen, stemrechten of eigendomsbelang in een vennootschap houden, dienen in elk geval als UBO te worden aangemerkt. Indien deze personen op andere wijze de uiteindelijke zeggenschap in een vennootschap hebben, bijvoorbeeld op basis van contractuele betrekkingen, kwalificeren zij (eveneens) als UBO op grond van de criteria in artikel 1 Wwft.

 

Indirect belang

Niet alleen natuurlijke personen die direct meer dan 25% van de aandelen, stemrechten, of het eigendomsbelang in een vennootschap houden, moeten als UBO worden aangemerkt. Ook indien het uiteindelijk eigendom of de uiteindelijke zeggenschap in een vennootschap indirect wordt gehouden, bijvoorbeeld door tussenkomst van een andere rechtspersoon, zoals een stichting administratiekantoor (STAK), of een structuur van rechtspersonen, dient een natuurlijke persoon als UBO te worden aangemerkt.

 

Toonderaandelen en beperkte aandelenrechten

Conform het bepaalde in de vierde anti-witwasrichtlijn is daarnaast verduidelijkt dat ook natuurlijke personen die toonderaandelen houden in een vennootschap, als UBO kunnen worden aangemerkt. Ook in gevallen waarin een beperkt recht op de aandelen in een vennootschap is gevestigd, bijvoorbeeld door het verpanden van stemrechten of het verlenen van vruchtgebruik over een stemrecht, kan de pandhouder of de vruchtgebruiker als UBO van een vennootschap worden aangemerkt.

 

Andere vormen eigendom of zeggenschap

Ook natuurlijke personen die via andere middelen dan aandelen, stemrechten of eigendomsbelang de uiteindelijke eigenaar zijn van of de uiteindelijke zeggenschap hebben over een juridische entiteit, dienen als UBO te worden aangemerkt. Het betreft onder meer gevallen waarin een natuurlijke persoon als aandeelhouder het recht heeft om de meerderheid van de bestuursleden van een vennootschap te benoemen of te ontslaan, ongeacht welk percentage aan aandelen wordt gehouden. Een ander voorbeeld betreft natuurlijke personen die op basis van een overeenkomst met de vennootschap een overheersende invloed op de vennootschap kunnen uitoefenen, zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij economisch eigendom.

 

Hoger leidinggevend personeel

Een belangrijk onderdeel van de uitwerking van de definitie van UBO voor vennootschappen en juridische entiteiten uit AMLD-4, betreft de gevallen waarin hoger leidinggevend personeel als UBO wordt aangemerkt. Tot het hoger leidinggevend personeel worden, voor de toepassing van het onderhavige artikel en in afwijking van artikel 1 van de Wwft, de statutair bestuurder(s) van een vennootschap gerekend. Het brengt met zich dat er in alle gevallen (ten minste) een natuurlijke persoon als UBO van een vennootschap of juridische entiteit moet worden aangemerkt. Het aanmerken van het hoger leidinggevend personeel als UBO is nadrukkelijk een terugvaloptie; dit is alleen mogelijk alle maatregelen door een instelling zijn ingezet om de UBO’s van een cliënt vast te stellen.

 

Geen UBO bij BV/NV met openbaarmakingsvereisten en haar 100%-dochters

Voor BV’s en NV’s die zijn onderworpen aan de openbaarmakingsvereisten van de richtlijn transparantie, of aan vergelijkbare vereisten in staten buiten de EU, worden geen natuurlijke personen als UBO aangemerkt. Op deze beursgenoteerde vennootschappen zijn immers al  openbaarmakingsvereisten van toepassing. Indien een dergelijke beursgenoteerde vennootschap een 100% dochtermaatschappij heeft, geldt daarvoor dezelfde uitzondering.

 

Stichtingen, verenigingen en coöperaties

Onder ‘overige rechtspersonen’ worden de vereniging, onderlinge waarborgmaatschappij, coöperatie en stichting gerekend. Met name omdat ten aanzien van deze rechtspersonen geen sprake kan zijn van het houden van aandelen is voorzien in een aparte definitie.

Als UBO’s worden onder andere de natuurlijke persoon of personen aangemerkt die direct of indirect meer dan 25% van het eigendomsbelang in de rechtspersoon houden, 25% van de stemmen hebben bij besluitvorming ter zake van wijziging van de statuten of feitelijk zeggenschap over de rechtspersoon kunnen uitoefenen.

In het geval van stichtingen kunnen uitkeringen aan anderen dan de oprichters, bestuurders en leden van andere organen worden gedaan met een ideële of sociale strekking. Deze uitkeringen vallen als uitkering van winst ook onder de definitie van eigendomsbelang.

 

Kerkgenootschappen

Gelet op de bijzondere positie van kerkgenootschappen, die geregeerd worden door het eigen statuut, wordt voorzien in een eigenstandige bepaling voor het identificeren van de UBO’s van kerkgenootschappen. Tot de natuurlijke personen die in elk geval als UBO van een kerkgenootschap moeten worden aangemerkt, worden de natuurlijke personen gerekend die bij ontbinding van het kerkgenootschap als rechtsopvolger in het eigen statuut zijn benoemd, gelet op een potentieel eigendomsbelang van deze natuurlijke personen. In lijn met de vierde anti-witwasrichtlijn geldt daarnaast, bij wijze van uiterste terugvaloptie, dat onder omstandigheden de natuurlijke personen die als bestuurder staan vermeld in het statuut van het kerkgenootschap, of in de documenten van de kerkelijke organisatie, als UBO van het kerkgenootschap moeten worden aangemerkt. Deze laatste categorie natuurlijke personen komt in feite overeen met het hoger leidinggevend personeel dat op grond van de vierde anti-witwasrichtlijn als UBO van een juridische entiteit moet worden aangemerkt.

 

Personenvennootschappen

Eigendomsbelang

Omdat er geen sprake kan zijn van het houden van aandelen in een personenvennootschap, worden in plaats daarvan de natuurlijke personen die meer dan 25% van het eigendomsbelang houden in een personenvennootschap, of die in nader omschreven gevallen meer dan 25% van de stemmen of de feitelijke zeggenschap in een personenvennootschap kunnen uitoefenen, als UBO aangemerkt. Onder eigendomsbelang wordt, blijkens de begripsomschrijving in artikel 1, het hebben van een recht op uitkering van de winst of van de reserves van de personenvennootschap verstaan, dan wel op een overschot na vereffening.

 

Hoger leidinggevend personeel

Ook voor personenvennootschappen wordt voorzien in de uiterste terugvaloptie van het aanmerken van hoger leidinggevend personeel als UBO. Omdat een personenvennootschap geen statutair bestuurders kent, is in het zevende lid verduidelijkt dat in het geval van personenvennootschappen en voor de toepassing van deze begripsomschrijving onder het hoger leidinggevend personeel de vennoten van de personenvennootschap worden verstaan. Daarbij wordt een uitzondering gemaakt voor de vennoten bij wijze van geldschieting, omdat deze vennoten geen feitelijke invloed op de besluitvorming kunnen uitoefenen.

 

Trusts

De oprichters, trustees, eventuele protectors en de begunstigden van een trust dienen in elk geval als UBO van een trust te worden aangemerkt. Uit artikel 1 van de Wwft volgt dat voor de invulling van deze begrippen wordt verwezen naar het Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts. Ook natuurlijke personen die door direct of indirect eigendom of via andere middelen zeggenschap over de trust uitoefenen, kwalificeren als UBO.

 

Groep begunstigden

Ten aanzien van de begunstigden van een trust geldt dat het onder omstandigheden mogelijk is dat de individuele begunstigden niet kunnen worden bepaald. In dat geval kan volgens de AMLD-4 ‘de groep’ van personen in wier belang de trust is opgericht, als UBO worden aangemerkt. Zo kan er bijvoorbeeld sprake zijn van een dusdanig omvangrijke groep van begunstigden, dat het identificeren van de individuele begunstigden onmogelijk is.

 

Toekomstig begunstigden

Ook is het mogelijk dat de individuele begunstigden nog niet in beeld zijn, omdat de begunstigden van een trust pas in de toekomst worden bepaald. In deze gevallen is het van belang dat de groep van natuurlijke personen nauwkeurig, aan de hand van specifieke kenmerken of naar categorie, wordt omschreven. Dit moet ertoe leiden dat het op een later moment –bij uitkering van de gelden onder beheer van de stichting, dan wel op het moment waarop de begunstigde zijn definitieve rechten uitoefent – mogelijk is de individuele begunstigden alsnog te achterhalen.

 

Verdiepingscursus Privacystructuren

Met de komst van het UBO-register zullen dga’s en familiebedrijven nog meer behoefte hebben aan oplossingen om uit de publiciteit te blijven. In de praktijk zijn al veel adviseurs met het privacyvraagstuk geconfronteerd en worden oplossingen gevonden in herstructurering van BV-structuren naar bijvoorbeeld CV’s of fondsen voor gemene rekening. Tijdens de Verdiepingscursus Privacystructuren zetten drie specialisten de mogelijkheden die u als adviseur heeft uiteen.

> Meer informatie

Meer informatie: Ontwerp Uitvoeringsbesluit Wwft 2018, 6 april 2018, Ministerie van Financiën

Filed Under: Internationaal & Europees recht, Nieuws, Overige, Verdieping, Verdieping

Reageer
Vorige artikel
Fiscus mag bepalen wanneer onwettige btw-aftrek te herzien
Volgende artikel
Geef nooit (recht op btw-aftrek) op!

Reader Interactions

Gerelateerde berichten

minimumbelasting

Standpunt berekening inkomen-inclusiebijheffing bij interne overdracht van een laagbelaste groepsentiteit

De Kennisgroep Pijler 2 heeft een vraag beantwoord over de berekening van het bedrag aan inkomen-inclusiebijheffing ingeval van een overdracht, binnen dezelfde groep, gedurende het verslagjaar, van een laagbelaste groepsentiteit door een in Nederland gevestigde moederentiteit aan een andere moederentiteit die gevestigd is in een andere staat.

zwanger-werknemer

Standpunt Verdrag NL – BEL en heffingsrecht WAZO-uitkeringen ivm zwangerschaps-, bevallings- en ouderschapsverlof

De Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH aanslag heeft een standpunt ingenomen over de toepassing van het belastingverdrag tussen Nederland en België bij uitkeringen op grond van de Wet arbeid en zorg in verband met zwangerschaps-, bevallings- en ouderschapsverlof en aanvullingen van de werkgever daarop.

Standpunt over zelfstandige die als docent werkt en Verdrag NL-BEL

De Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH aanslag heeft een standpunt ingenomen over het lerarenartikel in het belastingverdrag Nederland - België. De vraag ziet op een zelfstandige die als docent werkt voor een Nederlandse onderwijsinstelling en vervolgens na twee jaar in dienst treedt als docent bij dezelfde onderwijsinstelling.

azerbedjan

Standpunt kwalificatie huurbetalingen machine onder Verdrag Nederland–Azerbeidzjan

De Kennisgroep IBR Vpb & winst heeft de vraag beantwoord of huurbetalingen voor een machine onder het Verdrag Nederland–Azerbeidzjan kwalificeren als royalty’s.

minimumbelasting

Standpunt correctie acute belastinglast uit pre-Pijler 2-verslagjaar

De Kennisgroep Pijler 2 heeft een standpunt gepubliceerd over de verwerking van een belastingbate in verband met een aanpassing van de acute belastinglast over het verslagjaar 2021, zijnde een verslagjaar dat ligt voor de inwerkingtreding van de Wet minimumbelasting 2024.

Geef een reactie Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Primary Sidebar

Opleidingen

Masterclass Pillar 2 – Wet minimumbelasting 2024 (Pijler 2)

Online cursus Wet Fiscaal Kwalificatiebeleid Rechtsvormen (incl. aanpassing FGR)

Verdiepingscursus Internationale aspecten loonheffing

AGENDA

Webinar voorjaarsnota & vooruitblik Belastingplan 2026

Online cursus Estate planning voor de AB-houder & inkomstenbelasting

Masterclass verantwoord adviseren: Ethiek als kompas in de fiscaliteit

Online cursus ViDA – btw in het digitale tijdperk

Verdiepingscursus DGA-advisering

Leergang Erfrecht

Stoomcursus Estate planning praktisch ingezet

Online cursus Schenken en lenen in familieverband

Mindful het nieuwe jaar in

Stoomcursus Vastgoedrekenen en -financieren

Meer opleidingen

Footer

  • Fiscaal nieuws
  • Opleidingen
  • Kennisbank
  • Vacatures
  • Over ons
  • Adverteren op Taxence
  • NDFR
  • JES! (ESG producten)
  • Fiscaal en meer
  • Addify
  • Tax Talks
  • Register Estate Planners (REP)
  • Contact
  • Linkedin
  • X
  • Facebook
  • Aanmelden nieuwsbrief
  • Naar Lefebvre Sdu Webshop

Taxence is een uitgave van
Lefebvre Sdu
Maanweg 174
2516 AB Den Haag

Powered by Lefebvre Sdu

  • Disclaimer
  • Privacy Statement en Cookiebeleid
lefebvre SDU

Het laatste nieuws van
Taxence in je mail?

×