Een registeraccountant laat zijn bv’s privébetalingen doen zonder zakelijke grond. Volgens Hof Amsterdam heeft hij opzettelijk te weinig belasting aangegeven. De vergrijpboeten zijn terecht en blijven deels in stand.
Een registeraccountant is enig aandeelhouder en bestuurder van twee bv’s. Na een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen volgt een boekenonderzoek bij de vennootschappen. De inspecteur constateert dat de bv’s betalingen hebben verricht aan familieleden en gelieerde vennootschappen zonder tegenprestatie. Deze uitgaven zijn volgens de inspecteur winstuitdelingen aan de accountant zelf van € 125.921 (2015), € 157.194 (2016), € 61.940 (2017) en € 31.674 (2018). Voor deze jaren legt de inspecteur navorderingsaanslagen ib/pvv op, met vergrijpboeten van 30%. De rechtbank vernietigt de boeten wegens onvoldoende bewijs van opzet. De accountant en de inspecteur gaan beiden in hoger beroep.
Dubbele bewustheid overtuigend aangetoond
Het hof oordeelt dat de accountant steeds moet hebben geweten dat de betalingen van zijn twee bv’s geen zakelijke uitgaven waren. Gezien zijn kennis als registeraccountant en zijn rol als enige bestuurder kan het niet anders dan dat hij zich bewust was van de onzakelijke aard van de betalingen. Deze dienden zijn persoonlijke belangen en zijn daarom aan te merken als winstuitdelingen. De vergrijpboeten van 30% zijn volgens het hof passend, maar worden met 20% verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Wet: art. 4.12 Wet IB 2001 en art. 67e AWR
Bron: Gerechtshof Amsterdam, 23-09-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2599, 24/1985 t/m 24/1989 | NDFR





Geef een reactie