Een bv betaalt overdrachtsbelasting over de koop van aandelen die als vastgoed gelden (art. 4 WBR). Maar omdat na certificering het economische belang bij de certificaathouder blijft, is er geen concern en werkt de interne reorganisatievrijstelling niet.
Een man houdt tot 30 december 2022 alle aandelen in een holding-bv. Die holding bezit op haar beurt alle aandelen in twee bv’s die (via een cv) vastgoed aanhouden. Door die vastgoedpositie tellen de aandelen in die twee bv’s als ‘fictieve onroerende zaken’ (art. 4 WBR). Op 30 december 2022 draagt de man de juridische eigendom van zijn holding-aandelen over aan een stak en krijgt hij certificaten terug met vergaderrecht, recht op uitkering en de mogelijkheid om op elk moment te decertificeren. Direct daarna verkoopt de holding de aandelen in de twee bv’s aan eiseres voor in totaal € 28.764.508 (schuldig gebleven). Eiseres betaalt € 3.536.000 overdrachtsbelasting en de inspecteur wijst haar bezwaar af. In beroep is de vraag: geldt de interne reorganisatievrijstelling?
Geen concern na certificering
Rechtbank Noord-Holland kijkt vooral naar wat die certificering in de praktijk betekent. In de voorwaarden staat onder meer dat de stak opbrengsten direct doorbetaalt aan de certificaathouder en dat die certificaathouder altijd kan decertificeren. Daardoor blijft het economische belang bij de holding-aandelen volledig bij de man. De rechtbank sluit aan bij de lijn van de Hoge Raad dat certificaten met aandelen kunnen worden gelijkgesteld als het economische belang bij de certificaathouder zit. Juist dan kan de stak dus niet worden gezien als partij die “het gehele of nagenoeg gehele belang” heeft (art. 5b Uitv.besluit). Zonder zo’n belang is er geen concern met de stak als topvennootschap. En zonder concern geen interne reorganisatievrijstelling voor de overdracht van de ‘vastgoedaandelen’ aan eiseres.
Juridisch belang niet genoeg
Eiseres zegt nog: ook als de stak alleen het juridische belang heeft, moet dat tellen als ‘belang’ voor art. 5b. De rechtbank gaat daar niet in mee. Als zowel de certificaathouder (economisch) als de stak (juridisch) tegelijk een concernpositie zou kunnen hebben, kan dezelfde holding in twee concerns vallen. Dan kun je via die holding vastgoed zonder overdrachtsbelasting “tussen” concerns schuiven, en dat botst met het idee dat de vrijstelling alleen voor overdrachten binnen één concern bedoeld is. Ook de verwijzing naar Hof Den Haag (22 februari 2025) helpt eiseres niet: dat ging om een fonds met vrij verhandelbare rechten, zonder decertificering en zonder zeggenschap van participanten, dus niet te vergelijken met deze één-op-één certificering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Relevante wetsartikelen: art. 4 lid 1 onderdeel a WBR, art. 15 lid 1 onderdeel h WBR, art. 5b Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 1971





Geef een reactie