Erflater had door een onafgebroken verblijf van ruim vier jaar voor medische behandeling in Nederland een duurzame band met Nederland en was daardoor fiscaal in Nederland woonachtig.
Een Nederlandse man verhuist in 1975 op 24-jarige leeftijd naar het Verenigd Koninkrijk waar hij woont en werkt. In 2014 en vervolgens vanaf januari 2015 komt hij naar Nederland voor behandeling van multiple sclerose in het MS-expertisecentrum van Nieuw Unicum in Zandvoort. Hij verblijft daar onafgebroken tot zijn overlijden in april 2019. De inspecteur legt over de nalatenschap erfbelasting op. De zus van de erflater, die erfgenaam is, betwist dit en stelt dat de erflater geen fiscale woonplaats in Nederland had omdat hij altijd de intentie behield om terug te keren naar Londen.
Duurzame band met Nederland door langdurig verblijf
Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat de erflater ten tijde van zijn overlijden een duurzame band van persoonlijke aard had met Nederland. Het hof hecht waarde aan de duur van het verblijf van bijna vier jaar en drie maanden in een Nederlandse zorginstelling, waar hij de beschikking had over een zelfstandig appartement. Ook relevant zijn zijn Nederlandse nationaliteit, het spreken van de Nederlandse taal en zijn band met in Nederland woonachtige familie. De erflater maakte een uitdrukkelijke keuze om nabij zijn familie gebruik te maken van Nederlandse medische zorg, sloot een Nederlandse zorgverzekering af en liet zich als inwoner inschrijven.
Intentie terugkeer naar Londen onvoldoende bewijs
Het hof erkent dat de erflater de wens had om terug te keren naar het Verenigd Koninkrijk, zoals blijkt uit een verklaring van een zorgmedewerker. Echter, uit de waarneembare feiten leidt het hof af dat de wil om in Nederland te blijven voor medische behandeling prevaleerde boven de terugkeerwens. De keuze om een testament door een Nederlandse notaris te laten opmaken en het gebruik van Nederlandse bankrekeningen wijzen op een versterking van de band met Nederland. Het hof oordeelt dat het feit dat deze omstandigheden door ziekte zijn ontstaan, niet afdoet aan hun bewijskracht.
Wet: art. 1, eerste lid, onderdeel 1° Successiewet 1956 en art. 4, eerste lid AWR





Geef een reactie