Het Hof oordeelt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 239 CDW, zodat belanghebbende reeds om die reden niet in aanmerking komt voor de gevraagde terugbetaling van douanerechten. De vraag of belanghebbende al dan niet klaarblijkelijke nalatigheid kan worden verweten, behoeft geen beantwoording meer.
Meer informatie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2013:4875
Geef een reactie