Geen redelijk oordelende en zakelijk handelende crediteur op grond van voor hem kenbare, ten tijde van de kwijtschelding bestaande, feiten en omstandigheden kon tot het oordeel komen dat pogingen tot inning of verhaal van zijn recht vruchteloos zouden blijven dan wel tot naar maatschappelijke opvattingen onaanvaardbare gevolgen zouden leiden
Meer informatie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2014:5143
Geef een reactie