Het Hof oordeelt dat de drie (cumulatieve) voorwaarden voor het afzien van navordering op de voet van artikel 220, lid 2, onder b, van het CDW zijn vervuld ten aanzien van één van de twee aan belanghebbende opgelegde UTB’s. Ter zake van de eerste voorwaarde (vergissing van de inspecteur) is sprake van twee relevante actieve gedragingen van de inspecteur, te weten een op verzoek gedane ten onrec…
Meer informatie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2015:1078
Geef een reactie