Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende in 2011 het bedrag van € 6.969 BPM heeft voldaan terwijl de verschuldigde BPM na onverbindend verklaren van artikel 10, lid 2, Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 op het bedrag van € 6.094 vastgesteld had moeten worden.
Meer informatie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2014:10017
Geef een reactie