Tussen partijen in niet in geschil dat belanghebbende in 2010 het bedrag van € 3.553 heeft betaald terwijl de verschuldigde BPM, na het onverbindend verklaren van artikel 10, lid 2, Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 door de Hoge Raad, op het bedrag van € 3.084 vastgesteld had moeten worden.
Meer informatie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2014:10018
Geef een reactie