X exploiteerde in firmaverband een Parfumerie. X is begin 2006 uitgetreden.
De ex-vennoot van X heeft de parfumerie voortgezet als eenmanszaak. Het aandeel van X in de v.o.f. is omgezet in een geldlening van eiser aan de ex-vennoot.
X wil de vordering afwaarderen naar nihil wegens oninbaarheid en op grond van artikel 3.3 Wet IB 2001.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat artikel 3.3, eerste lid, ond…
Meer informatie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:1570
Geef een reactie