Inkomstenbelasting. Dwangsom. Immateriële schade. Aan eiser wordt een aanslag opgelegd naar een hoger verzamelinkomen dan eiser heeft aangegeven. Bij uitspraak op bezwaar wordt het verzamelinkomen conform de aangifte vastgesteld. In beroep claimt eiser de alleenstaande ouderkorting. Verder stelt eiser dat verweerder het hoorrecht heeft geschonden en niet tijdig uitspraak op bezwaar heeft gedaan en daarom een dwangsom heeft verbeurd. Verder maakt eiser aanspraak op een vergoeding van immateriële schade. De rechtbank oordeelt dat verweerder het hoorrecht niet heeft geschonden en dat eiser geen recht heeft op de alleenstaande ouderkorting. De rechtbank wijst de dwangsom af omdat ten tijde van het indienen van het bezwaarschrift de wettelijke bepalingen inzake de dwangsom nog niet van kracht waren. Aangaande de schadevergoeding oordeelt de rechtbank dat de behandeling van het bezwaar drie jaar te lang heeft geduurd, waarvan een jaar en vier maanden het gevolg zijn van de wijze waarop verweerder het bezwaar heeft behandeld. De rechtbank verklaart het beroep uiteindelijk ongegrond, maar veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding van € 500 per half jaar, hetgeen naar boven afgerond resulteert in een vergoeding van 3 x € 500 = € 1.500.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BY1647
Geef een reactie