Kansspelbelasting. Eiseres exploiteert een speelautomatenhal met kansspelautomaten en verhuurt kansspelautomaten aan andere amusementshallen. Een groot aantal punten is in geschil. De rechtbank oordeelt ondermeer dat eiseres op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de kansspelbelasting (Wkb) in samenhang met artikel 1, eerste lid, Wkb in de heffing kan worden betrokken voor de opbrengsten van de verhuurde kansspelautomaten, ondanks dat zij de inzetten voor die kansspelautomaten niet zelf heeft ontvangen; dat de onderhavige heffing van kansspelbelasting niet in strijd is met de BTW-richtlijn; dat de nageheven kansspelbelasting niet een buitensporige last is in de zin van het Eerste Protocol bij het EVRM en het belasten van de opbrengsten van de verhuurde kansspelautomaten niet in is strijd met het Twaalfde Protocol bij het EVRM; dat de heffing van kansspelbelasting niet in strijd met de vrijheid van vestiging als bedoeld in artikel 49 van het EU-Verdrag en dat geen sprake is van schending van het recht op vrij verkeer van diensten als bedoeld in artikel 56 van het EU-Verdrag. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BY3497





Geef een reactie