Belanghebbende en haar partner wonen in het Verenigd Koninkrijk. Haar partner werkt in Nederland; hij is voor zijn Nederlandse salaris belasting- en premieplichtig in Nederland. Artikel 8.9a, tweede lid, van de Wet IB 2001 bepaalt dat belanghebbende, als niet premieplichtige niet-inwoner van een EU-lidstaat, recht heeft op verhoging van de heffingskorting voor de inkomstenbelasting tot een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de gecombineerde heffingskorting waarop een premieplichtige inwoner van Nederland recht heeft. Een premieplichtige inwoner die verkeert in een situatie als die van belanghebbende (te weten: een eigen inkomen uit werk en woning van € 6.001 en een partner met een inkomen uit werk en woning van € 22.913) zou recht hebben op een gecombineerde heffingskorting van € 3.039. Belanghebbende heeft dus recht op een verhoging van de heffingskorting voor de inkomstenbelasting tot dat bedrag. Het Hof verwerpt het standpunt van de Inspecteur dat de bijzondere verhoging moet worden verminderd met het bedrag dat belanghebbende, ware zij premieplichtig in Nederland, aan premies volksverzekeringen verschuldigd zou zijn.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BZ0380
Geef een reactie