Betreft afwijzing verzoek middelingsteruggaaf voor de jaren 2007-2009. In geschil is of bij de berekening van de middelingsteruggaaf alleen de inkomstenbelasting dient te worden betrokken, hetgeen eiseres verdedigt, of ook de premies volksverzekeringen. Gezien de tekst van artikel 3.154 van de Wet IB 2001 en de MvT bij dit artikel (26727, nr. 3, pag. 191) is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij de berekening van de middelingsteruggaaf terecht tevens de premie volksverzekeringen heeft betrokken. Voorts is bij onderhavige regelgeving geen sprake van strijd met het in artikel 1 van het Eerste Protocol EVRM gegarandeerde eigendomsrecht. Volgens vaste jurisprudentie van het EHRM moeten wetten een ‘fair balance’ waarborgen tussen de eisen van het algemeen belang en de bescherming van de individuele fundamentele rechten. Bij de beoordeling of aan dit vereiste is voldaan komt de nationale wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toe. Naar het oordeel van de rechtbank vallen de hier relevante wettelijke bepalingen binnen de zo-even bedoelde ruime beoordelingsmarge van de wetgever. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de middelingsregeling ertoe strekt een progressienadeel dat wordt veroorzaakt door sterk wisselende inkomsten te beperken. Nu de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in één bedrag worden geheven, is de rechtbank van oordeel dat de keuze van de wetgever om een middelingsteruggave te berekenen aan de hand van belasting- en premiedruk samen niet van redelijke grond is ontbloot.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BZ1825
Geef een reactie