A-G Ettema vindt dat de subsidie die een stichting ontvangt voor de ondersteuning van tuchtrechtspraak aan advocaten, belast is met btw omdat de tuchtcolleges direct profiteren van de diensten van de stichting.
Een stichting ondersteunt de organisatie en coördinatie van tuchtrechtspraak voor advocaten. Ze stelt onder meer personeel en werkplekken beschikbaar aan de raden van discipline en het hof van discipline, zonder daarvoor een vergoeding te vragen aan deze tuchtcolleges. In plaats daarvan ontvangt de stichting jaarlijks een kostendekkende subsidie van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA). De inspecteur stelt dat over deze subsidie btw is verschuldigd. Zowel de rechtbank als het hof zijn het daarmee eens. In cassatie voert de stichting aan dat zij haar werkzaamheden in het algemeen belang verricht en dat er geen sprake is van verbruik door een individualiseerbare afnemer, waardoor de subsidie volgens haar niet belast is met btw.
Rechtstreeks voordeel voor tuchtcolleges doorslaggevend
A-G Ettema concludeert dat het hof terecht heeft geoordeeld dat de tuchtcolleges de directe begunstigden zijn van de diensten van de stichting. De werkzaamheden van de stichting – zoals het ter beschikking stellen van personeel, het regelen van faciliteiten en het verzorgen van de organisatie – leveren de tuchtcolleges een duidelijk en individualiseerbaar voordeel op. Dat de stichting met haar activiteiten óók het algemeen belang dient, doet hier niet aan af. Volgens de A-G is er bovendien sprake van een rechtstreeks verband tussen de subsidie van de NOvA en de door de stichting verrichte diensten. De subsidie vormt de tegenprestatie voor de diensten aan de tuchtcolleges, waardoor de subsidie terecht in de heffing van btw wordt betrokken. De conclusie is dan ook dat het cassatieberoep van de stichting faalt.
Wet: art. 4 Wet OB
Bron: Parket bij de Hoge Raad, 30-05-2025, ECLI:NL:PHR:2025:627, 23/00291 | NDFR





Geef een reactie