Wordt bij schenking van aanmerkelijk belangaandelen ten laste van de verkrijger een last opgelegd om een bedrag in contanten te schenken aan een derde? Dan is die opgelegde last een tegenprestatie waarmee bij het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van de dga rekening moet worden gehouden.
Een dga had certificaten van aandelen in een holding. Hij wilde deze certificaten ter waarde van € 35 miljoen schenken aan een zoon (bedrijfsopvolger), onder de last voor die zoon zijn broer € 5 miljoen te betalen. De dga had wel aangiften schenkbelasting ingediend, maar had geen voordeel uit aanmerkelijk belang in zijn aangifte opgenomen, omdat hij van mening was dat de bedrijfsopvolgingsregeling in de successiewet van toepassing was.
Ratio BOR
In geschil bij Rechtbank Gelderland is of sprake is van een tegenprestatie door de bedrijfsopvolger vanwege de last € 5 miljoen aan zijn broer te betalen. De rechtbank oordeelt dat de opgelegde last aan de zoon (bedrijfsopvolger) ten gunste van zijn broer is aan te merken als een tegenprestatie. Deze tegenprestatie staat tegenover de verkrijging van de certificaten. Niet van belang is dat de tegenprestatie niet rechtstreeks aan eiser als vervreemder van de certificaten toekomt. Relevant is dat de dga bij de schenking de last heeft opgelegd en dus dat hij die tegenprestatie heeft bedongen. Ook een beroep op de bedrijfsopvolgingsregeling in de successiewet baat de dga niet. De ratio van de bedrijfsopvolgingsregeling is de continuïteit van de onderneming niet in gevaar te laten komen door onttrekking van gelden aan de onderneming om de schenk- of erfbelasting te kunnen betalen. In dit geval is het echter de keuze van de dga om via de ene zoon (bedrijfsopvolger) een schenking van een bedrag in contanten te doen aan de andere zoon, terwijl deze laatste zoon niet de bedrijfsopvolger is. De bedrijfsopvolgingsregeling in de successiewet faciliteert deze laatste wijze van verkrijging niet. De dga moet voor het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang het bedrag van de opgelegde last verminderd met zijn oorspronkelijke verkrijgingsprijs als belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang aangeven.
Wet: art. 4.17c en 22 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 12 juni 2018 (gepubliceerd 3 juli 2018), ECLI:NL:RBGEL:2018:2577
Geef een reactie