• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
  • Skip to footer
  • Nieuwsbrief
  • Contact

Taxence

Taxence

  • Nieuws & achtergrond
    • Nieuws
    • Branchenieuws
    • Blogs
    • Verdieping
  • Thema’s
    • AI & Tax Technology
    • Arbeid & Loon
    • Belastingplan
    • BTW & Overdrachtsbelasting
    • BV & DGA
    • Duurzaamheid (ESG & CSRD)
    • Estate planning
    • Alle thema’s
  • Opleidingen
    • AI & Tax Tech
    • ESG & CSRD
    • Estate Planning
    • BTW
    • Vastgoed
    • Internationaal
    • Arbeid & Loon
    • Formeel
    • Familiebedrijven
    • VPB
    • Pensioen
  • Carrière
    • Personalia
    • Vacatures
    • Vacature toevoegen
    • Partners
  • Vakinformatie
    • NDFR
    • Addify
    • JES! Knowledge
    • Fiscaal en meer
    • Tax talks
    • Vakblad Estate Planning
    • Specials
  • Kennisbank

Fiscale gevolgen van de ‘earn-out’-regeling

23 april 2012 door Remco Latour

Als een bv een dochtervennootschap verkoopt, kan zij bedingen dat de koper (een deel van) de verkoopprijs in termijnen betaalt. Daarbij kunnen de partijen afspreken dat het aantal en de hoogte van deze termijnen afhankelijk is van latere resultaten van deze dochter-bv. In deze situatie spreekt men van een ‘earn-out’.

Verkoopsom in termijnen

De exacte werking van een ‘earn-out’ komt in beginsel tijdens de verkooponderhandelingen tot stand. Vaak zal de moedermaatschappij in ieder geval een deel van de verkoopsom willen ontvangen bij de overdracht van de aandelen. De koper zal in latere perioden de aanvullende termijnen betalen. Ook het aantal en de hoogte van deze termijnen wordt met onderhandelen bepaald. Het ligt wel voor de hand daarbij te kijken naar resultaten in het verleden en de toekomstige winstverwachtingen.

 

Verlies

De partijen bij de verkoopovereenkomst kunnen afspreken dat het termijnbedrag een bepaald percentage is van het resultaat. In dit geval kan het gebeuren dat in verliessituaties de verkoper een negatieve termijn ontvangt, of beter gezegd dat hij een betaling verricht aan de koper. Als de verkoper dit risico wil vermijden kan hij bedingen dat het variabele deel van het termijnbedrag een minimum kent. De koper kan zijn risico’s beperken door te bedingen dat het variabele deel een maximum kent.

 

Deelnemingsvrijstelling

Als een bv minstens 5% van de aandelen in een andere bv heeft, kwalificeert het aandelenbelang als een deelneming. Het resultaat op een verkoop van een deelneming valt onder de deelnemingsvrijstelling. In het verleden moesten de partijen bij een ‘earn-out’ een redelijke schatting maken van het bedrag dat de verkoper in totaal aan termijnen zou ontvangen. De verkoper moest voor de berekening van het resultaat dat onder de deelnemingsvrijstelling viel dit geschatte bedrag aan te ontvangen termijnen optellen bij zijn behaalde verkoopresultaat. Bleek naderhand dat de nagekomen termijnen meevielen of tegenvielen, dan viel dit voordeel/ nadeel buiten de deelnemingsvrijstelling.

 

‘Earn-out’-regeling

Sinds 1 januari 2002 geldt in de vennootschapsbelasting de ‘earn-out’-regeling. Deze regeling stelt dat waardeveranderingen van het recht op de ‘earn-out’-termijnen bij de verkoper vallen onder de deelnemingsvrijstelling. De daarmee corresponderende waardeverandering van de ‘earn-out’-verplichting bij de koper valt ook onder de deelnemingsvrijstelling.

 

Oprenting

In een zaak voor Rechtbank Arnhem kwam de vraag naar voren of de waardeveranderingen van een ‘earn-out’-verplichting ook onder de deelnemingsvrijstelling vallen als zij ontstaan door oprenting. Het betrof een bv die een deelneming had gekocht en een deel van de verkoopprijs in winstafhankelijke termijnen moest betalen. De bv had de hoogte van deze nabetalingsverplichting berekend aan de hand van de minimumkoopprijs, een geschat verloop van de jaarlijkse betalingen en een rekenrente van 5%. Na een jaar verhoogde de koper haar nabetalingsverplichting met een oprentingslast. De koper wilde deze oprentingslast aftrekken, maar de inspecteur stelde dat deze last ook onder de deelnemingsvrijstelling viel. De rechtbank bevestigde het standpunt van de fiscus. De koper kon de oprenting dus niet aftrekken.

 

 

Wet: artikel 13, zesde lid Vpb 1969

Meer informatie: Rechtbank Arnhem, 14 april 2012 (gepubliceerd 20 april 2012), LJN: BQ1937

Filed Under: Nieuws, Verdieping, Vpb & Div.bel

Reageer
Vorige artikel
Nieuw fonds kan ook onbelaste uitkering doen
Volgende artikel
Bezuinigingspakket Catshuis omvatte btw-tarieven van 7 en 21 procent

Reader Interactions

Gerelateerde berichten

valuta

Standpunt afdekkingsinstrument en verwachte uitkering bij waarde deelneming nihil

De Kennisgroep deelnemingsvrijstelling heeft de vraag beantwoord of een positieve beschikking op grond van artikel 13, zevende lid, Wet Vpb 1969 afgegeven kan worden in de situatie waarin een uitkering wordt verwacht van een deelneming die een andere functionele valuta hanteert dan de belastingplichtige en de waarde van de deelneming niet meer dan nihil bedraagt.... lees verder

Fonds voor gemene rekening

Internetconsultatie aanpassing fonds voor gemene rekening

Het ministerie van Financiën is een internetconsultatie gestart over een aanpassing van het fonds voor gemene rekening.

woningbouw kavel

Woningcorporaties: miljarden vennootschapsbelasting ten koste van nieuwbouw

De vennootschapsbelasting die woningcorporaties betalen, loopt de komende jaren sterk op. Lag de jaarlijkse last de afgelopen jaren rond € 700 miljoen in 2029 wordt dat naar verwachting circa 1,5 miljard euro. Dat beperkt de investeringsruimte die nodig is om de woningnood aan te pakken. Aedes roept de formerende partijen daarom op de Vpb-plicht voor corporaties af te schaffen.

ministerie financien

Fiscaal verzamelbesluit 2025

De staatssecretaris van Financiën heeft het Fiscaal Verzamelbesluit 2025 gepubliceerd.

cadeaubon

Standpunt bijkomstige werkzaamheden en fbi-regime

De Kennisgroep bijzondere winstbepalingen vpb heeft een vraag beantwoord over de toepassing van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 28 Wet Vpb 1969. De vraag ziet op ‘bijkomstige werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met beleggingen in vastgoed’ in de zin van artikel 28, derde lid, onderdeel e, Wet Vpb 1969.

Geef een reactie Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Primary Sidebar

Opleidingen

Online cursus Vennootschapsbelastingplicht stichtingen & verenigingen

Online cursus afwaarderen & kwijtschelden van vorderingen

Online cursus Wet Fiscaal Kwalificatiebeleid Rechtsvormen (incl. aanpassing FGR)

Masterclass Fiscale aspecten fusies & overnames

PE-Pitstop Emigratie van de aanmerkelijk belanghouder

AGENDA

Webinar voorjaarsnota & vooruitblik Belastingplan 2026

Online cursus Estate planning voor de AB-houder & inkomstenbelasting

Masterclass verantwoord adviseren: Ethiek als kompas in de fiscaliteit

Online cursus ViDA – btw in het digitale tijdperk

Verdiepingscursus DGA-advisering

Leergang Erfrecht

Stoomcursus Estate planning praktisch ingezet

Online cursus Schenken en lenen in familieverband

Mindful het nieuwe jaar in

Stoomcursus Vastgoedrekenen en -financieren

Meer opleidingen

Footer

  • Fiscaal nieuws
  • Opleidingen
  • Kennisbank
  • Vacatures
  • Over ons
  • Adverteren op Taxence
  • NDFR
  • JES! (ESG producten)
  • Fiscaal en meer
  • Addify
  • Tax Talks
  • Register Estate Planners (REP)
  • Contact
  • Linkedin
  • X
  • Facebook
  • Aanmelden nieuwsbrief
  • Naar Lefebvre Sdu Webshop

Taxence is een uitgave van
Lefebvre Sdu
Maanweg 174
2516 AB Den Haag

Powered by Lefebvre Sdu

  • Disclaimer
  • Privacy Statement en Cookiebeleid
lefebvre SDU

Het laatste nieuws van
Taxence in je mail?

×