Staatssecretaris Heijnen geeft antwoord op vragen over de landbouwvrijstelling bij landbouwgrond waarop zonnepanelen staan.
Het kabinet erkent dat agri-PV kan bijdragen aan klimaat- en energiedoelen, en ziet subsidieregelingen als een geschikt beleidsinstrument. De fiscale beoordeling gebeurt echter aan de hand van de landbouwvrijstelling: deze geldt alleen voor grond die voor minstens 90% dienstbaar is aan het eigen landbouwbedrijf. Energieproductie, zoals via zonnepanelen, valt hierbij niet onder de definitie van een landbouwbedrijf.
Grond die geheel of nagenoeg geheel wordt benut voor landbouw komt in aanmerking voor de landbouwvrijstelling. Zodra een perceel (deels) voor agri-PV wordt gebruikt, geldt voor die delen het fiscale voordeel niet meer. Zelfs als dieren onder zonnepanelen grazen, wordt dat gedeelte niet als ‘dienstbaar aan het landbouwbedrijf’ gezien. Een agrarisch ondernemer moet voor elke vierkante meter het daadwerkelijke gebruik opgeven; deze informatie wordt geregistreerd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Belastingdienst.
De vrije ruimte onder zonnepanelen en het gebied waar funderingspalen staan, worden evenals de zonnepanelen zelf beschouwd als grond die voor energieproductie wordt gebruikt, en vallen dus buiten de landbouwvrijstelling. Alleen het deel van het perceel dat volledig agrarisch wordt gebruikt, komt nog in aanmerking voor de vrijstelling, mits het aan alle wettelijke voorwaarden voldoet.
Tot slot geeft het kabinet aan niet bereid te zijn de landbouwvrijstelling uit te breiden naar grond in agri-PV-gebruik. Verruiming van deze regeling zou niet passen bij het oorspronkelijke doel, leidt tot complexiteit en budgettaire gevolgen, en vereist bovendien een wetswijziging en consultatie met de Europese Commissie vanwege het risico op ongeoorloofde staatssteun. Een eerdere evaluatie heeft aangetoond dat een bredere toepassing van de vrijstelling niet doelmatig of doeltreffend zou zijn.





Geef een reactie