
Wie bij verkoop van bouwkavels verplichtingen aangaat voor bouw- en woonrijp maken, handelt als btw-ondernemer. De levering is dan belast met omzetbelasting.
Een vrouw koopt in december 2015 een woonhuis met tuin, weiland en bijgebouwen. In juli 2019 sluit zij met de gemeente een anterieure overeenkomst om vier bouwkavels te realiseren. Zij verplicht zich onder meer tot het bouw- en woonrijp maken van de grond, het opstellen van een verkavelingsplan en de betaling van een exploitatiebijdrage. In december 2019 en december 2021 verkoopt zij twee kavels, waarbij de kopers haar rechten en plichten uit de anterieure overeenkomst overnemen. De inspecteur legt naheffingsaanslagen omzetbelasting op voor de perioden juli–december 2019 en oktober–december 2021 en handhaaft deze na bezwaar. De vraag is of zij bij deze handelingen als ondernemer voor de btw heeft opgetreden.
Actieve stappen voor exploitatie
Het hof oordeelt dat de vrouw door de anterieure overeenkomst actief optreedt: zij voert proefverkaveling uit, stelt het verkavelingsplan op, maakt de grond bouw- en woonrijp en legt nutsvoorzieningen aan. Deze werkzaamheden en verplichtingen gaan verder dan louter beheer van privévermogen. Bovendien aanvaardt zij financiële risico’s, stelt zij bankgaranties en betaalt zij een exploitatiebijdrage van € 98.349. Hoewel de feitelijke uitvoering deels naar de kopers verschuift, blijven de juridische verplichtingen en aansprakelijkheden onverminderd op haar naam staan. Daarmee voldoet zij aan de criteria voor btw-ondernemerschap ex art. 7 Wet OB 1968.
Duurzaam streven naar opbrengst
Daarnaast concludeert het hof dat de gefaseerde verkoop van bouwkavels in 2019 en 2021 neerkomt op een duurzaam streven naar opbrengst. De vertraging als gevolg van vernietiging van het bestemmingsplan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State doet hieraan niet af. De levering van de bouwterreinen valt helder onder de heffing van omzetbelasting, zodat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en het hoger beroep ongegrond is verklaard.
Wet: art. 7, lid 1 Wet OB 1968
Bron: Gerechtshof Amsterdam, 04-02-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1357, 24/296 en 24/297 | NDFR
Geef een reactie