Parkeren bij attractiepark belast tegen hoog btw-tarief

Bij een attractiepark konden bezoekers hun auto’s parkeren. Daarvoor moesten de bezoekers € 7,50 betalen. Bij het attractiepark was ook een vakantiepark aanwezig. Vakantiegasten die op het vakantiepark verblijven konden één auto bij hun huisje parkeren, desgewenst mochten de gasten hun auto ook op de parkeerplaats bij het attractiepark parkeren. Voor vakantiegasten was de prijs van het parkeren inbegrepen in hun verblijfsarrangement.

Niet wildparkeren

In geschil is of het parkeren was onderworpen aan het normale btw-tarief of het lage btw-tarief. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat voor de bezoekers van het attractiepark de gelegenheid tot parkeren een doel op zich was. Een bezoeker die met de auto naar het attractiepark met de auto komt, weet dat hij die auto niet zo maar ergens kan parkeren. Het parkeren bij het attractiepark voorziet daarom in een behoefte van de bezoeker. Het gelegenheid geven tot parkeren was een zelfstandige prestatie. De exploitant van het attractiepark zich nog op het gelijkheidsbeginsel. De exploitant verwees naar het beleid voor exploitanten van kamp-, hotel-, pension-, en vakantiebestedingsbedrijven. Het geven van gelegenheid tot het plaatsen van een auto aan kampeerders is een bijkomende dienst, belast tegen het lage btw-tarief. Het parkeren bij het attractiepark gebeurt overdag. Dat is anders dan parkeren bij een vakantieverblijf, daar staan auto’s ook ’s nachts geparkeerd. Bovendien is een auto bij een vakantieverblijf een noodzakelijk vervoersmiddel, omdat met de auto kampeerspullen, koffers en dergelijke vervoerd worden. Er was volgens het hof geen schending van het gelijkheidsbeginsel

Wet: Art. 9 Wet OB 1968

Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 9 januari 2018 (gepubliceerd op 19 januari 2018), ECLI:NL:GHARL:2018:165

Filed Under: BTW & overdrachtsbelasting, Fiscaal nieuws, Nieuws