Als een bedrijf arbeidskrachten tijdelijk inleent voor het uitvoeren van werkzaamheden en de uitlener haar belastingschulden niet betaalt, kan de Belastingdienst de inlener hoofdelijk aansprakelijk stellen voor die schulden. Deze aansprakelijkstelling blijft echter alleen in stand als de ontvanger aannemelijk kan maken dat sprake is van inlening van personeel.
De ontvanger van de Belastingdienst kan een bedrijf pas aansprakelijk stellen voor onbetaald gebleven belastingschulden van een ander bedrijf als:
- een werknemer met instandhouding van de dienstbetrekking tot zijn inhoudingsplichtige (de uitlener);
- door deze ter beschikking is gesteld aan een derde (de inlener);
- om onder diens toezicht of leiding werkzaam te zijn.
Zie ook het bericht ‘Afspraken bepalen of sprake is van inlening van personeel’.
Hof Den Haag moest zich onlangs buigen over deze kwestie. Het ging om een bedrijf dat schoonmaakwerkzaamheden op projectbasis verrichtte voor bedrijven en instellingen. Ze maakte daarvoor gebruik van de diensten (werknemers) van een ander bedrijf. De ontvanger stelde haar op een gegeven moment aansprakelijk voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonbelasting en omzetbelasting van dit bedrijf. Het schoonmaakbedrijf was het daar niet mee eens en stelde dat geen sprake was van inlening van personeel, maar van aanneming van werk.
Inlenersaansprakelijkheid
Het hof oordeelde op basis van de feiten en omstandigheden dat het schoonmaakbedrijf als inlener kwalificeerde. Zo vonden de schoonmaakwerkzaamheden die de werknemers van dit andere bedrijf hadden uitgevoerd, niet plaats op projectbasis. Die werkzaamheden werden verricht in kantoren en scholen waar het schoonmaakbedrijf hen voorzag van schoonmaakmaterialen en werkkleding. Het schoonmaakbedrijf was tegenover haar opdrachtgevers bovendien verantwoordelijk voor de kwaliteit van het schoonmaakwerk, dat zij regelmatig controleerde. Ook sprak zij de werknemers van dit andere bedrijf aan als zij hun werk niet goed deden. Er was bovendien geen sprake van een overeengekomen aanneemsom, de afrekening vond namelijk plaats op basis van het aantal gewerkte uren. De ontvanger mocht het schoonmaakbedrijf aansprakelijk stellen, dus bleven de naheffingsaanslagen gewoon in stand.
Wet: artikel 34 Invorderingswet
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Gravenhage, 13 juli 2012 (gepubliceerd 14 december 2012), LJN: BY6288
Geef een reactie