De Kennisgroep reorganisatiefaciliteiten en fiscale eenheden heeft bij het standpunt over de vraag of er nog een verzoek op grond van artikel 14b, derde lid, Wet Vpb 1969 kan worden ingediend als de aanslagen van de verdwijner en verkrijger onherroepelijk vaststaan bovenaan een signalering opgenomen over de toepassing in een soortgelijke situatie van de hardheidsclausule van artikel 63 AWR.
In 2017 vindt een juridische fusie plaats tussen M BV (verkrijger) en D BV (verdwijner). D BV beschikte ten tijde van de juridische fusie over voorwaarts te verrekenen verliezen. In de ingediende aangiftes is een geruisloze fusie het uitgangspunt geweest. Er wordt geen verzoek gedaan op grond van artikel 14b, derde lid, van de Wet Vpb 1969. De aanslagen vennootschapsbelasting 2017 van zowel M BV en D BV zijn geautomatiseerd opgelegd en staan onherroepelijk vast. Bij de aanslagregeling over een later jaar wil belastingplichtige de verliezen van D BV verrekenen.
Vraag
Kan, als de aanslagen van M BV en D BV onherroepelijk vaststaan, alsnog een verzoek op grond van artikel 14b, derde lid, Wet Vpb 1969 worden ingediend, zodat M BV in de plaats treedt van D BV ten aanzien van de voorwaarts te verrekenen verliezen?
Antwoord
Nee, het is niet mogelijk om alsnog een verzoek op grond van artikel 14b, derde lid, Wet Vpb 1969 in te dienen.





Geef een reactie