Een achteraf betaalde schadevergoeding uit medeleven voor alle eerder in zijn loopbaan opgelopen schade behoort voor een politieman niet tot het loon, aldus Hof Arnhem-Leeuwarden.
Een politieagent die gedurende zijn loopbaan de nodige fysieke schade had opgelopen kreeg van zijn werkgever een vergoeding voor immateriële schade. Dit gebeurde in het jaar dat hij vanwege arbeidsongeschiktheid door een hersentumor werd ontslagen. De werkgever maakte gebruik van de in dat jaar (2012) bestaande overgangsregeling voor de loonbelasting. De vergoeding kon om die reden uitsluitend onbelast worden uitgekeerd als die naar maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel werd ervaren. De inspecteur stelde dat de vergoeding belast was en betrok deze bij de agent in de inkomstenbelasting. Het hof oordeelde dat dit onterecht was. De agent was geen lagere functie gaan bekleden en uit de brief van zijn werkgever bleek dat deze slechts compensatie voor leed had beoogd en geen beloning. Dat er (eerder) geen derden door een rechter waren veroordeeld tot vergoeding van schade deed er niet toe. Het hof zet hiermee, zonder er expliciet naar te verwijzen, een volgende stap in de richting die de Hoge Raad begin 2015 aangaf.
Wet: Artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2010)
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23 februari 2016 (gepubliceerd 26 februari 2016), ECLI:NL:GHARL:2016:1393
Geef een antwoord