De rechtbank bepaalt dat bij het erven van een aandeel in een woning de leegwaarderatio niet mag worden toegepast als dat aandeel op het moment van overlijden niet in verhuurde staat is.
Een man was samen met zijn twee broers elk voor een derde deel eigenaar van de ouderlijke woning. De twee broers woonden in de woning en huurden het deel van de man. Na het overlijden van één broer verhuurt de man het uit de erfenis verkregen aandeel in de woning aan de nog overgebleven broer. De inspecteur heeft aan de man voor 2019 een aanslag erfbelasting opgelegd naar een belastbare verkrijging van ruim € 2,1 miljoen. Bij de waardering van het 1/6e aandeel in de woning dat de man verkrijgt (WOZ-waarde woning € 919.000) wil hij de leegwaarderatio van 62% toegepast zien. Hij stelt dat hij een verhuurde woning heeft geërfd omdat hij zelf zijn aandeel verhuurde aan zijn broers en na overlijden direct doorverhuurt. De inspecteur weigert dit omdat het geërfde aandeel zich op het moment van overlijden niet in verhuurde staat bevond.
Verhuurde staat op moment van overlijden
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat voor de toepassing van de leegwaarderatio bepalend is of het geërfde aandeel zich op het moment van overlijden van de erflater in verhuurde staat bevond. Dat de man zijn eigen aandeel verhuurde aan zijn broers doet daaraan niet af. Ook niet relevant is dat de man direct na het overlijden het geërfde aandeel verhuurt aan de overgebleven broer. Het is niet gesteld noch gebleken dat de erflater zijn aandeel in de woning verhuurde. Het verkregen aandeel bevond zich daarom op het moment van overlijden niet in verhuurde staat, waardoor de leegwaarderatio niet toegepast kan worden. Het feit dat de man slechts mede-eigenaar is van de onverdeelde eigendom van de woning en zijn aandeel niet afzonderlijk kan verkopen, helpt hem evenmin. Voor de waardering van een mede-eigendom in een onverdeelde bezit geldt dat hiermee bij de waardering in beginsel geen rekening wordt gehouden.
Wet: Artikel 21 – Successiewet 1956 | NDFR
Bron: Rechtbank Noord-Holland, 05-03-2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:9773, HAA 23/4570 | NDFR





Geef een reactie