• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
  • Skip to footer
  • Nieuwsbrief
  • Contact

Taxence

Taxence

NTFR
  • Nieuws & achtergrond
    • Nieuws
    • Branchenieuws
    • Blogs
    • Verdieping
  • Thema’s
    • AI & Tax Technology
    • Arbeid & Loon
    • Belastingplan
    • BTW & Overdrachtsbelasting
    • BV & DGA
    • Duurzaamheid (ESG & CSRD)
    • Estate planning
    • Alle thema’s
  • Opleidingen
    • AI & Tax Tech
    • ESG & CSRD
    • Estate Planning
    • BTW
    • Vastgoed
    • Internationaal
    • Arbeid & Loon
    • Formeel
    • Familiebedrijven
    • VPB
    • Pensioen
  • Carrière
    • Personalia
    • Vacatures
    • Vacature toevoegen
    • Partners
  • Vakinformatie
    • NDFR
    • Addify
    • JES! Knowledge
    • Fiscaal en meer
    • Tax talks
    • Vakblad Estate Planning
    • Specials
  • Kennisbank

Vragen anti-hybridebepalingen Moeder-dochterrichtlijn 2015

3 oktober 2017 door Anne-Marie Noordenbos

Staatssecretaris Wiebes beantwoordt vragen over de anti-hybride bepalingen in de Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015.

Er zijn vragen gesteld  over de situatie dat in sommige landen waar dividend niet aftrekbaar is, een vrijstelling voor onroerendgoedmaatschappijen is vormgegeven met behulp van de eis dat een groot deel (in voorkomend geval 90%) van de winst van de onroerendgoedmaatschappij wordt uitgekeerd. Daarbij wordt, als aan de eis wordt voldaan, in zoverre de winst niet in de heffing betrokken. Klopt het dat in dit geval de vergoeding als een naar haar aard aftrekbare betaling moet worden beschouwd?

 

Wiebes gaat ervan uit dat de vraag betrekking heeft op buitenlandse regimes voor beleggingsmaatschappijen in vastgoed, waarbij een vrijstelling van de winst voor dergelijke beleggingsmaatschappijen is vormgegeven door het toestaan van een aftrek van dividend onder de voorwaarde dat (een groot deel van) de winst jaarlijks wordt uitgekeerd, terwijl buiten de toepassing van dit speciale regime dividenden in zijn algemeenheid niet aftrekbaar zijn.

Voor die situatie is het standpunt inderdaad dat op grond van artikel 13, lid 17, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is op de uit dien hoofde ontvangen dividenden. Het feit dat in het desbetreffende land dividenden buiten de context van dit regime voor vastgoedmaatschappijen niet aftrekbaar zijn doet daar niet aan af.

 

Criteria aftrekbaarheid betalingen

Welke criteria zijn  bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of een betaling naar haar aard aftrekbaar is?

Voor de toepassing van artikel 13, lid 17, van de Wet Vpb 1969 moet worden beoordeeld of de vergoeding of betaling bij het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden rechtens dan wel in feite direct of indirect aftrekbaar is voor de winstbelasting. Deze maatregel is niet beperkt tot hybride leningen, maar ziet op alle deelnemingsverhoudingen waarbij sprake is van een aftrek inzake een geldverstrekking waar geen belastingheffing tegenover staat. 'Aftrekbaar' betekent dat de vergoeding naar haar aard voor aftrek in aanmerking komt, dat wil zeggen in aftrek kan worden gebracht. 'Aftrekbaar' betekent niet dat de vergoeding ook daadwerkelijk is afgetrokken.

 

Voor de beantwoording van de vraag of een vergoeding naar haar aard aftrekbaar is, is niet relevant of de desbetreffende geldverstrekking moet worden beschouwd als een lening of als een kapitaalverstrekking. Van belang is of de vergoeding daarop naar haar aard aftrekbaar is. Als dat het geval is, is in Nederland de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing en wordt de vergoeding in de heffing betrokken. Evenmin maakt het verschil, in antwoord op de vraag van deze leden, of de vergoeding voor de toepassing van het betreffende belastingverdrag als dividend wordt behandeld en onderhevig is aan een dividendbelasting.

 

Wiebes deelt het standpunt dat Richtlijn 2014/86/EU Nederland niet dwingt artikel 1, onder 1, van die richtlijn te implementeren op basis van een reikwijdte die zich ook tot buiten de Europese Unie (EU) en de Europese Economische Ruimte (EER) uitstrekt. Het kabinet heeft bij de implementatie van die bepaling niettemin bewust gekozen voor een vormgeving op basis van een mondiale reikwijdte, dus ongeacht of de jurisdictie waarin het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden, is gevestigd een lidstaat van de EU of een derde staat betreft. Verder is Wiebes van mening  dat alleen voor zover het artikel 13, zeventiende lid, van de Wet Vpb 1969 aangaat, en dus niet voor de interpretatie van het begrip lichaam, die bepaling richtlijnconform uitgelegd moet worden richting derde landen.

 

Vermijden dubbele niet-heffing

Rijmt het niet toepassen van de deelnemingsvrijstelling met het gegeven dat de toepassing van de vrijstelling tot nu toe nimmer als ongewenst of als misbruik is bestempeld en dat sinds 2007 de wetgever als beginsel heeft gehanteerd dat voordelen uit een buitenlandse vastgoeddeelneming, ongeacht de mate van onderworpenheid, niet in de Nederlandse belastingheffing dienen te worden betrokken?

 

Met de opname van de anti-hybridebepaling in de Moeder-dochterrichtlijn is beoogd situaties van dubbele niet-heffing als gevolg van incongruenties in de fiscale behandeling van winstuitkeringen door de lidstaten van de EU te vermijden. De lidstaat van de EU waarin de moedermaatschappij is gevestigd, dient het voordeel van de belastingvrijstelling die wordt toegekend voor ontvangen winstuitkeringen, aan die moedermaatschappij te ontzeggen voor zover die winstuitkering aftrekbaar is bij de dochtermaatschappij van de moedermaatschappij.

 

Rapport OESO

Uit een rapport van de OESO blijkt dat na 2007 er internationaal consensus is ontstaan om mismatches, onder meer ook als gevolg van hybride financiële instrumenten, te bestrijden.

Het rapport bevat aanbevelingen voor de staat van de begunstigde van de geldverstrekking om een belastingvrijstelling of -vermindering te weigeren. Zo wordt in ieder geval op één niveau belasting geheven, in casu op het niveau van de aandeelhouder.

Meer informatie: Vragen over anti-hybridebepalingen in de Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015

Filed Under: Fiscaal nieuws, Internationaal & Europees recht, Nieuws

Reageer
Vorige artikel
Kosten buitenschilderwerk kwalificeren voor monumentenaftrek
Volgende artikel
Vergoeding voor afzien aandelenoptierechten is loon

Reader Interactions

Gerelateerde berichten

buitenlands belastingplichtigen

Fiscale belang trailing tax beperkt

Het fiscale belang van een verlengde belastingplicht na emigratie voor zeer vermogende personen is beperkt en de uitvoeringslasten zijn groot.

Belastingontwijking

Bronbelasting zeer effectief bij bestrijding rente- en royaltystromen

De bronbelasting blijkt zeer effectief in de bestrijding van rente- en royaltystromen, al is er weinig effect zichtbaar in de dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties. Ook blijkt de maatregel tegen mismatches bij toepassing van het zakelijkheidsbeginsel effectief in het tegengaan van dubbele niet‑heffing.​

aanpak witwassen; belastingparadijs

Opnieuw minder bedrijfswinsten via Nederland naar belastingparadijzen

De inkomens uit buitenlandse directe investeringen en royalty’s die vanuit Nederland naar landen met een laag belastingtarief stromen, zijn in 2024 opnieuw afgenomen blijkt uit nieuwe cijfers van DNB. Waar deze geldstromen eerder vooral bestonden uit royalty‑inkomsten, zoals merk- en auteursrechten, gaat het nu vooral om dividenden.

minimumbelasting

Standpunt berekening inkomen-inclusiebijheffing bij interne overdracht van een laagbelaste groepsentiteit

De Kennisgroep Pijler 2 heeft een vraag beantwoord over de berekening van het bedrag aan inkomen-inclusiebijheffing ingeval van een overdracht, binnen dezelfde groep, gedurende het verslagjaar, van een laagbelaste groepsentiteit door een in Nederland gevestigde moederentiteit aan een andere moederentiteit die gevestigd is in een andere staat.

zwanger-werknemer

Standpunt Verdrag NL – BEL en heffingsrecht WAZO-uitkeringen ivm zwangerschaps-, bevallings- en ouderschapsverlof

De Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH aanslag heeft een standpunt ingenomen over de toepassing van het belastingverdrag tussen Nederland en België bij uitkeringen op grond van de Wet arbeid en zorg in verband met zwangerschaps-, bevallings- en ouderschapsverlof en aanvullingen van de werkgever daarop.

Geef een reactie Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Primary Sidebar

Opleidingen

Verdiepingscursus Internationale aspecten loonheffing

Online cursus Wet Fiscaal Kwalificatiebeleid Rechtsvormen (incl. aanpassing FGR)

Masterclass Pillar 2 – Wet minimumbelasting 2024 (Pijler 2)

AGENDA

Webinar voorjaarsnota & vooruitblik Belastingplan 2026

Online cursus Estate planning voor de AB-houder & inkomstenbelasting

Masterclass verantwoord adviseren: Ethiek als kompas in de fiscaliteit

Online cursus ViDA – btw in het digitale tijdperk

Verdiepingscursus DGA-advisering

Leergang Erfrecht

Stoomcursus Estate planning praktisch ingezet

Online cursus Schenken en lenen in familieverband

Mindful het nieuwe jaar in

Stoomcursus Vastgoedrekenen en -financieren

Meer opleidingen

Footer

  • Fiscaal nieuws
  • Opleidingen
  • Kennisbank
  • Vacatures
  • Over ons
  • Adverteren op Taxence
  • NDFR
  • JES! (ESG producten)
  • Fiscaal en meer
  • Addify
  • Tax Talks
  • Register Estate Planners (REP)
  • Contact
  • Linkedin
  • X
  • Facebook
  • Aanmelden nieuwsbrief
  • Naar Lefebvre Sdu Webshop

Taxence is een uitgave van
Lefebvre Sdu
Maanweg 174
2516 AB Den Haag

Powered by Lefebvre Sdu

  • Disclaimer
  • Privacy Statement en Cookiebeleid
lefebvre SDU

Het laatste nieuws van
Taxence in je mail?

×