Rechtbank Den Haag oordeelt dat navorderingsaanslag mocht worden opgelegd nadat politie strafrechtelijk onderzoek meldde, ondanks verstrijken reguliere aanslagtermijn.
Een man exploiteert in 2017 een internetonderneming. Hij dient geen aangifte IB/PVV in voor dat jaar en wordt daar ook niet toe uitgenodigd. De inspecteur legt binnen de reguliere aanslagtermijn van drie jaar geen definitieve aanslag op. Op 4 februari 2021 meldt de politie aan de inspecteur een strafrechtelijk onderzoek tegen de man. Daarop kondigt de inspecteur een boekenonderzoek aan en legt uiteindelijk een navorderingsaanslag IB/PVV 2017 op naar een belastbaar inkomen van € 781.874. De man stelt dat dit bedrag te hoog is vastgesteld.
Navorderingsaanslag gerechtvaardigd door nieuw feit
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht een navorderingsaanslag mocht opleggen. Hoewel de reguliere aanslagtermijn van drie jaar na 31 december 2020 was verstreken, beschikte de inspecteur over een nieuw feit. Pas op 4 februari 2021 werd hij door de politie geïnformeerd over het strafrechtelijk onderzoek tegen de man. Dit vormde een nieuw feit als bedoeld in artikel 16 AWR, waardoor navordering mogelijk was.
De inspecteur bepaalt het belastbaar inkomen aan de hand van bankafschriften, omdat de man geen onderbouwde verklaring voor zijn inkomsten geeft. De omzet wordt gesteld op € 1.110.743, vrijwel volledig afkomstig van een internetbetaalservice. Na aftrek van incidentele en periodieke kosten, zelfstandigenaftrek en MKB-vrijstelling resteert een belastbaar inkomen van € 756.207. De rechtbank volgt deze berekening; verdere verlaging van de aanslag wijst zij af wegens gebrek aan onderbouwing.
Wet: art. 16 AWR
Bron: Rechtbank Den Haag, 03-07-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:17300, AWB – 24 _ 2533 | NDFR





Geef een reactie