• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
  • Skip to footer
  • Nieuwsbrief
  • Contact

Taxence

Taxence

  • Nieuws & achtergrond
    • Nieuws
    • Branchenieuws
    • Blogs
    • Verdieping
  • Thema’s
    • AI & Tax Technology
    • Arbeid & Loon
    • Belastingplan
    • BTW & Overdrachtsbelasting
    • BV & DGA
    • Duurzaamheid (ESG & CSRD)
    • Estate planning
    • Alle thema’s
  • Opleidingen
    • AI & Tax Tech
    • ESG & CSRD
    • Estate Planning
    • BTW
    • Vastgoed
    • Internationaal
    • Arbeid & Loon
    • Formeel
    • Familiebedrijven
    • VPB
    • Pensioen
  • Carrière
    • Personalia
    • Vacatures
    • Vacature toevoegen
    • Partners
  • Vakinformatie
    • NDFR
    • Addify
    • JES! Knowledge
    • Fiscaal en meer
    • Tax talks
    • Vakblad Estate Planning
    • Specials
  • Kennisbank

Standpunt genietingsmoment outplacementtraject bij beëindigingsovereenkomst

3 november 2025 door redactie

Ontslag; vergoeding; Belastingdient

De Kennisgroep loonheffing algemeen heeft een standpunt ingenomen over het genietingsmoment van een outplacementtraject bij een beëindigingsovereenkomst.

Casus 1

Werkgever en werknemer sluiten op 15 september 2024 een beëindigingsovereenkomst. Daarin komen zij overeen dat de werknemer met ingang van 1 december 2024 uit dienst zal treden en recht heeft op een outplacementtraject. Het (externe) outplacementtraject eindigt in 2025. De werkgever ontvangt en betaalt de facturen hiervoor in 2025.

Casus 2

Voor casus 2 geldt hetzelfde als in casus 1 met dien verstande dat overeengekomen is dat de werknemer alleen recht heeft op een outplacementtraject als hij voor 1 maart 2025 geen nieuwe dienstbetrekking is overeengekomen.

Vraag

Wanneer is het genietingsmoment van het outplacementtraject?

Antwoord

Het genietingsmoment van het outplacementtraject is zowel in casus 1 als in casus 2 het moment waarop het traject aanvangt. De werkgever en de werknemer komen in de beëindigingsovereenkomst het recht op een outplacementtraject overeen. Outplacement strekt tot het begeleiden van een werknemer van zijn huidige baan naar een andere baan. In beide casussen geniet de werknemer een voordeel in zin van artikel 10 van de Wet LB 1964.

Recht op loon of loon in de vorm van een recht?

De eerste vraag die dient te worden beantwoord is of er bij het outplacementtraject sprake is van een ‘recht op loon’ (loonvordering) of van ‘loon in de vorm van een recht’ (een loonrecht, waaronder aanspraken).

De werknemer kan bij ‘recht op loon’ het loon pas vorderen als aan de voorwaarden is voldaan die aan de loonvordering verbonden zijn. Het maandelijkse salaris van een werknemer is een voorbeeld van recht op loon, net als de opbouw van een eindejaarstoeslag die afhankelijk is van het maandloon. De werknemer dient namelijk eerst de hieraan als voorwaarde verbonden arbeid te verrichten. Een recht op loon (in geld of in natura) wordt niet zelfstandig in de heffing betrokken.

In tegenstelling tot een loonvordering is een loonrecht (‘loon in de vorm van een recht’) inhoudelijk volledig bepaald en onvoorwaardelijk (aanstonds of na een bepaalde vaste termijn). Het loonrecht vormt zelfstandig een beloning voor de werknemer. Een voorbeeld van loon in de vorm van een recht is een calloptie, waarbij de werknemer een bezit gedurende een bepaalde termijn voor een bepaalde prijs kan kopen. Het onderscheid tussen beide is van belang om het genietingsmoment van het loon vast te kunnen stellen.

Zowel in casus 1 als in casus 2 sprake is van een recht op loon (in natura). Het outplacementtraject is geen onvoorwaardelijk recht. In casus 1 heeft de werknemer op grond van de voorwaarden in de beëindigingsovereenkomst pas recht op het traject na de uitdiensttreding. In casus 2 geldt daarbij nog als aanvullende voorwaarde dat de werknemer geen nieuwe dienstbetrekking overeengekomen mag zijn vóór 1 maart 2025.

Genietingsmoment

Om vast te stellen wanneer het outplacementtraject loon vormt, dient het genietingsmoment in de zin van artikel 13a, eerste lid, Wet LB 1964, te worden bepaald.

Het kan voorkomen dat ten aanzien van eenzelfde loonbestanddeel zich meerdere van de hiervoor genoemde momenten voordoen. In dat geval wordt het loon geacht te zijn genoten op het eerste van deze momenten.

Conform artikel 13a, eerste lid, Wet LB 1964 geniet de werknemer het recht op loon (loonvordering) niet eerder dan het moment van betaling. Voorafgaand aan dat moment is een recht op loon niet vorderbaar en tevens inbaar. Het genietingsmoment van het outplacementtraject is daarom zowel in casus 1 als in casus 2 het moment waarop het traject aanvangt. De loonheffingen zijn als gevolg hiervan op dit moment verschuldigd.

Bron: Belastingdienst, 31 oktober 2025

Filed Under: Arbeid & loon, Fiscaal nieuws, Nieuws

Reageer
Vorige artikel
Vooraankondiging arresten Hoge Raad 7 november 2025
Volgende artikel
Nieuwe informatie over DAC8 en CARF gepubliceerd

Reader Interactions

Gerelateerde berichten

Ontslag; vergoeding; Belastingdient

Wettelijke rente over terugbetaalde ontslagvergoeding is negatief loon

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de wettelijke rente die de man moet betalen bij de terugbetaling van een ontslagvergoeding kwalificeert als negatief loon. De proceskostenvergoeding die hij aan zijn werkgever betaalt, hoort daar niet bij. Ook kan hij de ingehouden loonheffing niet in 2015 verrekenen.

renseigneringsverplichting

CNV wil fiscaal aantrekkelijke regeling voor scholing

Het kabinet moet snel inzetten op een fiscaal aantrekkelijke regeling voor scholing, nu er duizenden banen op de tocht staan, zo dringt CNV aan.

30%-regeling

Kabinet wil 30%-regeling nu niet verder versoberen

Het kabinet acht het, gelet op stabiliteit van het fiscale beleid en het vestigingsklimaat, niet passend om binnen de demissionaire status nu een wetsvoorstel in te dienen voor verdere versobering van de 30%-regeling.

binnenhof renovatie schijnzelfstandigheid

Geen meldingen van schijnzelfstandigheid bij renovatie Binnenhof bij RVB

Minister Keijzer reageert op Kamervragen over signalen van mogelijke schijnzelfstandigheid bij de renovatie van het Binnenhof.

Beoordeling ‘substantieel werk’ bij grensarbeid strikt op 25%-norm

De Hoge Raad oordeelt dat bij grensarbeid alleen arbeidstijd en/of loon meetellen voor de 25%-norm om te bepalen of iemand substantieel in de woonstaat werkt. Andere omstandigheden mogen niet meewegen.

Geef een reactie Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Primary Sidebar

Opleidingen

Online cursus Gebruikelijk loon 2026

Webinar zzp dossier, wanneer is er wel of niet sprake van schijnzelfstandigheid?

Verdiepingscursus Internationale aspecten loonheffing

Online cursus introductie participatieregelingen en lucratieve belangen

Masterclass Management- en werknemersparticipatie

AGENDA

Stoomcursus Vastgoedrekenen en -financieren

Online Basistraining AI voor de fiscale praktijk

Cursus AI-Implementatie – Organiseren van AI-geletterdheid

Verdiepingscursus Aangifte erfbelasting

Masterclass Inbreng in en terugkeer uit de BV

Masterclass Fiscale aspecten fusies & overnames

AI Governance & Compliance: Veilige toepassing van AI in juridische/fiscale praktijk

Online cursus CV en bedrijfsopvolging

Stoomcursus Erfrecht – Civiel en fiscaal – Het hele erfrecht in één dag! 

Verdiepingscursus Erven en schenken

Meer opleidingen

Footer

  • Fiscaal nieuws
  • Opleidingen
  • Kennisbank
  • Vacatures
  • Over ons
  • Adverteren op Taxence
  • NDFR
  • JES! (ESG producten)
  • Fiscaal en meer
  • Addify
  • Tax Talks
  • Register Estate Planners (REP)
  • Contact
  • Linkedin
  • X
  • Facebook
  • Aanmelden nieuwsbrief
  • Naar Lefebvre Sdu Webshop

Taxence is een uitgave van
Lefebvre Sdu
Maanweg 174
2516 AB Den Haag

Powered by Lefebvre Sdu

  • Disclaimer
  • Privacy Statement en Cookiebeleid
lefebvre SDU

Het laatste nieuws van
Taxence in je mail?

×