Zo zijn nog altijd veel echtgenoot-ondernemers gehuwd op huwelijkse voorwaarden met een ‘periodiek verrekenbeding’. Meestal is dat periodiek verrekenbeding gedurende het huwelijk niet uitgevoerd. Als partijen vervolgens na een jarenlang huwelijk uit elkaar gaan, of gedurende hun huwelijk alsnog willen verrekenen, ontstaat discussie over de wijze waarop de onderneming in de verrekening moet worden betrokken. De vraag is hoe hier mee om te gaan, mede in het licht van gewijzigde wetgeving ten aanzien van pensioen in eigen beheer en de uitkeringstest van artikel 2:216 BW.
In deze cursus zal hier uitgebreid bij stil worden gestaan. Wat zijn de gevolgen van een niet-uitgevoerd periodiek verrekenbeding specifiek in die gevallen dat één van de echtgenoten (of beiden) een onderneming drijft? Wat moet er in die gevallen met de winsten en de waarde van een dergelijke onderneming gebeuren? Moeten deze in de verrekening worden betrokken of juist niet en, zo ja, op welke wijze? Daarbij zal ook worden ingegaan op de vraag op welke wijze gedurende het huwelijk alsnog kan worden afgerekend en de rol die een vaststellingsovereenkomst daarin kan spelen. Hoe moet een dergelijke vaststellingsovereenkomst worden opgesteld en wat zijn de risico’s? Ook komen alternatieve huwelijksvermogensregimes aan de orde. Verder zal er aandacht aan worden besteed hoe om te gaan met een verzoek tot afstorting van pensioen in eigen beheer en hoe om te gaan met de samenloop van alle verplichtingen van de echtgenoot-ondernemer in het kader van een echtscheiding. Bij dit alles wordt de wisselwerking tussen het civiele en fiscale recht nadrukkelijk bewaakt.