De omstandigheid dat de inspecteur een renseignement heeft ontvangen van een hypotheekverstrekker, betekent niet dat de fiscus moet weten dat te veel hypotheekrente is afgetrokken.
Twee echtgenoten waren ieder voor de helft eigenaar van een eigen woning. Hun vorige eigen woning stelden zij ter beschikking aan een derde. De woningen waren gefinancierd met twee hypotheken. Bij het opleggen van de definitieve aanslagen IB/PVV over de jaren 2012 tot en met 2014 volgde de inspecteur de aangiftes van de echtgenoten. Pas later vond een onderzoek plaats naar het aangiftegedrag van de gemachtigde van het echtpaar. Naar aanleiding van dit onderzoek stelde de Belastingdienst nadere vragen. Uiteindelijk concludeerde de inspecteur dat de echtgenoten te veel hypotheekrente hadden afgetrokken. Hij legde ze daarom naheffingsaanslagen op. Maar de echtgenoten betwisten dat de fiscus beschikt over een nieuw feit. Zij voeren aan dat de Belastingdienst moet hebben beschikt over een renseignement van de hypotheekverstrekker. Bij kennisneming met normale zorgvuldigheid van de aangiften had de inspecteur moeten opmerken dat de in de aangifte afgetrokken rente afweek van dit renseignement.
Onderhandse lening was mogelijk
Maar volgens Hof Amsterdam vormt de beschikking over een renseignement over de betaalde rente nog geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte. Het was immers mogelijk dat de echtgenoten ook rente hadden betaald over een onderhandse lening. Er is hier dus sprake van een nieuw feit. Verder verwerpt het hof de stelling van de echtgenoten dat met betrekking tot de oude woning de kraakwachtregeling van toepassing was. Zij kunnen deze stelling namelijk niet onderbouwen. Dat de ‘huisbewaarder’ al zo’n tweeëneenhalf jaar is ‘verdwenen’, komt voor rekening van het echtpaar. Het hof verklaart het hoger beroep van de echtgenoten daarom ongegrond.
Wet: art. 8:29 en 8:42 Awb, art. 16 AWR en art. 3.111 Wet IB 2001
Bronnen: Gerechtshof Amsterdam 1 februari 2022 (gepubliceerd 11 mei 2022), ECLI:NL:GHAMS:2022:405, 20/00619 en 20/00620 en Gerechtshof Amsterdam 1 februari 2022 (gepubliceerd 11 mei 2022), ECLI:NL:GHAMS:2022:406, 20/00615
Geef een reactie