
Als de eigenaar van een woning niet aannemelijk maakt welk deel van zijn woning hem als hoofdverblijf ter beschikking staat en of hij de hypotheekrente heeft betaald, mag hij de hypotheekrente niet aftrekken.
Een man, woonachtig in België, is een zogeheten kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Daardoor mag hij zijn hypotheekrente aftrekken als hij voor de rest aan de voorwaarden voldoet. De man heeft dan ook in zijn aangifte IB/PVV 2019 een negatief saldo eigenwoning opgevoerd. Hij stelt dat hij eigenaar is van een boerderij die bestaat uit een hoevewoning en een stal. Volgens de man is de hele boerderij zijn hoofdverblijf. Maar hij stelt ook in de verbouwde stal te wonen, terwijl zijn volwassen kinderen de hoevewoning bewonen. De Belastingdienst weigert de aftrek van de hypotheekrente. De man zou niet hebben aangetoond welk deel van de woning hij bewoont en of hij de hypotheekrente heeft betaald. Rechtbank Zeeland-West-Brabant (NTFR 2023/227) verklaart het beroepschrift van de man ongegrond, waarna de man in hoger beroep gaat.
Tegenstrijdige stukken en verklaringen
Hof Den Bosch oordeelt dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt welk deel van de woning hem als hoofdverblijf ter beschikking staat. De verklaringen van de man en de overgelegde stukken zijn tegenstrijdig en onvoldoende om aan te tonen dat de woning zijn hoofdverblijf is. Daarnaast oordeelt het hof dat de man niet heeft aangetoond welk deel van de hypotheek betrekking heeft op het door hem bewoonde deel van de woning en of hij de hypotheekrente heeft betaald. Hierdoor is de rente niet als aftrekbare kosten in aanmerking te nemen.
Wet: art. 3.111, 3.120 en 7.8 Wet IB 2001
Geef een reactie