In elke fase van de procedure tot de zitting bij het Hof neemt belanghebbende het standpunt in dat aan de onroerende zaak een (aanzienlijk) lagere waarde dan € 808.000 moet worden toegekend. Op de zitting stelt hij dat de waarde hetzij moet worden verlaagd hetzij moet worden verhoogd, te weten naar € 1.075.000 of € 1.100.000. Bij de nadere brief van 3 januari 2019 concludeert belanghebbende dat…
Meer informatie: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2019:672&pk_campaign=rss&pk_medium=rss&pk_keyword=uitspraken
Geef een reactie